vrijdag 3 augustus 2012

Het referentieprobleem en de domheid

Vakantie is in hoge mate de gelegenheid je bezig te houden met zinloze bezigheden. De afgelopen drieeneenhalve dag van mijn vakantie heb ik met vreugde zinloos doorgebracht. Een van de dingen waar ik me mee heb beziggehouden is wat ik zelf noem 'het referentieprobleem'.

Een van de dingen waar je tegenaan loopt als  je probeert een plan te maken of een besluit te nemen op morele of rationele grond is waar je de referentie moet leggen. Alvorens een probleem op te lossen moet je eerst vaststellen wat het doel is. Om het juiste doel te kunnen vaststellen heb je een referentie nodig in de vier dimensies van de klassieke natuurkunde (de moderne natuurkunde laat ik even buiten beschouwing want daar snap ik toch niets van). Drie dimensies van plaats, en een vierde van tijd. Stel dat je je afvraagt waar je je tijd het beste aan kan besteden. Het belang van een referentie kun je goed illustreren door de extremen te bekijken. Neem je de referentie erg klein, dan kom je tot een eenvoudig, maar weinig zinvol antwoord. Een  oeroude en bekende vraag is "wat zou je doen als je nog maar een dag te leven had?". Je kunt die referentie nog wat kleiner maken: stel dat je nog maar een kwartier te leven had?. De referentie in plaats wordt dan vanzelf ook nogal klein omdat de mogelijkheid je in een kwartier te verplaatsen erg beperkt wordt, alsook de mogelijkheid om je omgeving te beinvloeden. Je komt dan al gauw uit op antwoorden als "vertel je geliefden dat je van ze houdt", "drink de dichtstbijzijnde fles drank leeg en geniet van de roes", of "heb seks met de dichtstbijzijnde vrouw/man". Allemaal goede antwoorden maar niet echt belangrijk omdat we meestal langer te leven hebben dan een kwartier.  Het andere uiterste biedt al evenmin veel soelaas.  Als je de invloed van je eigen handelen op de oneindigheid van plaats en tijd beschouwt maakt het niet uit wat je doet. Over tweeeneenhalf miljard jaar zwelt de zon op en slokt de aarde op. Daarbij wordt alle leven en opgebouwde kennis en informatie gewist tot niets. Onze invloed buiten de aarde is vooralsnog verwaarloosbaar. Stel je de referentietermijn dus op oneindig wordt alle handelen en besluitvorming irrelevant. Een zinnige termijn en plaatsbegrenzing moet dus ergens tussen het zeer kleine en zeer grote in zitten.

Qua plaats zou je kunnen betogen de referentie te leggen bij de hele wereld. Iedere andere referentie komt me nogal arbitrair voor: je kennissenkring is bepaald door het toeval van waar je geboren bent en wie je hebt leren kennen, hetzelfde geldt voor de organisatie waar je voor werkt, het geloof dat je al dan niet aanhangt en het land waarin je woont, waarbij het laatste bijna onveranderlijk weer volstrekt arbitraire grenzen kent. Dat wil niet zeggen dat je je druk hoeft te maken of wat je doet wel de hele wereld beinvloedt, maar alleen dat elke 'zero sum game' (bezigheid waarbij de ene partij net zoveel verliest als de andere partij wint) geen zin heeft als je de hele wereld als referentie neemt.

De tijd is naar mijn beleving nog een stuk ingewikkelder. Leg je de referentie bij een jaar of honderd dan krijg je vragen als: Heeft het zin de zieken te verzorgen als daarmee hun lijden wordt verlengd? Heeft het zin de hongerigen te voeden als de overbevolking daardoor mogelijk toeneemt? Dit zijn klassieke vragen waar veel aandacht aan is besteedt en wel een naar mijn idee bevredigend praktisch antwoord voor gevonden is. Zie bijvoorbeeld het werk van statisticus en professor internationale gezondheid Hans Rosling. Leg je de referentie echter bij bijvoorbeeld tien miljoen jaar dan wordt het al gelijk een stuk lastiger. Dat lijkt een hele lange tijd, maar valt eigenlijk wel mee als je bedenkt hoeveel we weten over het leven in de afgelopen 500 miljoen jaar. Is het belangrijk dat een totale ineenstorting van de beschaving door vernietiging van de omgeving wordt voorkomen? Volgens mij kun je daar nauwelijks een zinnig antwoord op geven omdat de verschillende uitkomsten vrijwel niet kunnen worden voorspeld. Als de dinosauriers niet waren uitgeroeid door een verdwaald stuk steen zouden we hier nu allicht niet zijn. De zoogdieren waren er voorafgaand aan dat stuk steen in 160 miljoen jaar niet in geslaagd om van de dino's af te komen. Achteraf gezien zo gek nog niet zo'n komeetje af en toe. Ons handelen nu heeft wel al invloed die in de orde van tien miljoen jaar ver rijkt. Het is in elk geval wat gehanteerd wordt als de invloedstermijn voor het massaal uitsterven van soorten, en we doen ons uiterste best dat te realiseren. Het kan ook wel degelijk de besluitvorming op individueel niveau beinvloeden. Er zijn mensen die met een enorme persoonlijke inzet hun productie van afval hebben weten te reduceren tot een enkele vuilniszak per jaar, of die hebben besloten volledig zonder gebruik van geld te leven omdat ze de industriele maatschappij niks vinden. Wat ze over tien of twintig miljoen jaar te vinden zullen hebben over die figuren die ons verdwijnen zo hardnekkig tegenwerken is alleen maar de vraag. Niemand weet wat voor prachtigs er allemaal nog na ons komt.

Het enige wat je volgens mij overhoudt als je probeert te zoeken naar een zinnige referentie in de tijd is iets ongrijpbaars als de voorzienbare toekomst. Je zou kunnen proberen voor verschillende onderwerpen verschillende referenties van voorzienbare toekomst vast te stellen en daar beleid op af te stemmen. Klinkt misschien ook nogal ver gezocht, maar het begrip 'evidence based governance' wordt hier en daar toch redelijk serieus opgevat (zie bijvoorbeeld de ambities van de regering Blair indertijd, of  het gedachtegoed van de Zeitgeist beweging) en dan loop je toch een keer tegen het probleem van de referentietermijn op. Ik betwijfel echter ten zeerste of je met een systeem van afgebakende onderwerpen, daarbij behorende referentietermijnen en voorspellingsmodellen ook bij een werkbare situatie uitkomt, en dat nog los van de problemen om het een en ander vervolgens geimplementeerd te krijgen.

Het kan gelukkig ook helemaal anders: In zijn heerlijke boekje "Domheid voor beginners" betoogt Matthijs van  Boxsel dat het over het hoofd zien van belangrijke zaken onvermijdelijk is en de bron van alle beschaving. Hier een citaat:
"Schade en schande. Door schade en schande worden wij wijs, luidt het gezegde, De uitspraak die schijnbaar mislukkelingen tot troost dient, onthult in feite de geheime logica van ons intellect. Wijsheid valt alleen door schade en schande te bereiken. Maar dit werkt natuurlijk alleen maar onbewust.  Doe niet als de Kampenaar die zijn kop tegen de muur sloeg in een poging zich te vormen. Wie expres faalt om wijsheid te vergaren is een domkop.  Wijsheid is slechts als onbedoeld neveneffect van onze handelingen te bereiken, als een stom geluk bij een stom ongeluk."  
Hij betoogt dat domheid niet de afwezigheid is van intelligentie, maar dat juist de aanwezigheid van intelligentie de domheid zijn kracht geeft en illustreert dit met voorbeelden:
"Automobilisten met airbag en gordels in de auto rijden gemiddeld 20% harder."
"Nicotinearme tabak heeft het sigarettengebruik verdubbeld."
En eentje van mezelf: doordat ik de afgelopen vakantiedagen zo weinig gedaan heb kan ik s'avonds niet slapen en voel ik me de hele dag moe.
Een laatste citaat:
"Alle strategieen om de domheid te beheersen vormen bij elkaar onze beschaving. Cultuur is het tijd- en plaatsgebonden product van een reeks min of meer mislukte pogingen greep te krijgen op de zelfdestructieve gekte die van alle landen en tijden is"
Mooier kan het toch niet?

Ik ben erg benieuwd of mijn referentieprobleem al eens is langsgekomen in de filosofie, ethiek of wat dan ook. Het kan haast niet anders, alles wat ik bedenk is al eens eerder en beter gedaan. Ik kan het in dit geval alleen nog niet vinden en tips zijn zeer welkom. Totdat het ergens gevonden is zal u het hier echter moeten doen met mijn eigen verhaal.

Dan rest het deze blijmoedige zondagsfilosoof en domoor u een hele fijne vakantie toe te wensen en ik hoop dat u er net zo van geniet als ik!