woensdag 20 augustus 2014

Over atheïsme en antwoorden

Normaal gesproken heb ik het niet zo op Richard Dawkins en degenen om hem heen, om redenen waar ik nog aan toe kom, maar toen ik dit artikel gedeeld zag op facebook kon ik het toch niet laten het te lezen. Als docent weet ik namelijk precies hoe het voelt als mensen gaandeweg je college besluiten te vertrekken en daar wordt je inderdaad niet vrolijk van. Helaas kon ik aan het eind van het artikel alleen concluderen dat ik die mensen niet echt ongelijk kan geven. De stelling dat het concept 'memeplex' een zinvolle manier is om naar de verspreidingswijze van religies te kijken is misschien op zich prima, maar zoals zo vaak is het haast onmogelijk om te ontkomen aan de ondertoon dat religie eigenlijk een helehoop flauwekul is. Dat het een groot goed zou zijn als mensen dat zouden inzien en er simpelweg mee ophielden. Ik geloof zelf ook niet, vooral omdat voor mij de bijbel nooit meer heeft kunnen zijn dan een boek, of eigenlijk een verzameling verhalen. Sommige de moeite waard, sommige saai, maar niet fundamenteel anders dan andere boeken. Ik ben jaren naar de zondagsschool gegaan, maar uiteindelijk voelde ik me toch niet thuis tussen mensen die samengebonden worden door een boek waarvan het mij maar niet lukte om het bijzondere ervan te gaan inzien of te ervaren en ik ben er mee gestopt. Ik kan me dus vrij goed vinden in argumenten die precies dat proberen aan te tonen: dat heilige boeken gewoon boeken zijn, en niet meer dan dat. Religie gaat alleen volgens mij alleen niet primair over het aantonen van de heiligheid van een boek. Religie biedt mensen saamhorigheid, en iets wat in de buurt komt van een antwoord op vragen als 'waarom zijn we hier', 'wat moet ik met de dood' en wat ze met zichzelf aanmoeten nadat ze iets verschrikkelijks is aangedaan, of ze zelf iets hebben gedaan wat eigenlijk te erg is om mee te moeten leven. Religie helpt mensen zich periodiek te herinneren wat echt belangrijk is en waarom, en hoe daarnaar te leven. Atheïsme geeft op geen van deze vragen een antwoord. Het is dan ook volgens mij helemaal niet vreemd dat wanneer een religieus persoon geconfronteerd wordt met argumentaties waaruit moet blijken dat de heiligheid van zijn boek nergens op gebaseerd is, of waarin wordt ontleed wordt welke trucjes in religies zijn ingebouwd om hun behoud en verspreiding te waarborgen, hij maar liever de zaal uitloopt. Hij heeft er immers niets aan, het geeft nergens antwoord op. Richard Dawkins is ongetwijfeld een briljant man, zijn bijdragen aan de wetenschap zijn niet te onderschatten, en zijn argumenten voor het atheïsme zijn misschien wel waar, maar voor mij niet van veel waarde. Ik hoop dat de mensen bij mij in de buurt gewoon naar de kerk blijven gaan, en we allemaal goede buren kunnen blijven. Daar heb je uiteindelijk veel meer aan dan elkaar te beschuldigen last te hebben van 'virusses of the mind'. Amen.

maandag 18 augustus 2014

Kinderen, ethiek en verhuizen

Ethiek is belangrijk. Voor de niet religieuze mens is het de enige wetenschap die ons verteld wat we 'zouden moeten doen', niet in detail en niet dwingend, maar toch een waardevolle aanvulling op doen wat een ander mens je zegt, of doen waar je 'zin in hebt' waarbij 'zin in hebben' als je er over nadenkt niet verder komt dan een ongedefinieerde aandrang uit je onbewuste zelf. Grofweg zegt ethiek iets over het besteden van je geld, en het besteden van je tijd. Tijd en geld zijn tot op zekere hoogte uitwisselbaar, maar voor iemand in loondienst zit daar een dermate hoge inflexibiliteit in dat je ze ook net zo goed apart kunt zien.

Te beginnen met het besteden van je geld. Is het OK om in een auto van 200.000 euro te rijden? Ik zou zeggen van niet maar dat is makkelijk want ik heb het geld sowieso niet. Is het OK om een vakantiebudget te hebben dat grofweg 3500 euro per jaar beloopt? Daar wordt het lastiger, want dat heb ik wel en geef ik ook echt uit. Volgens hier, kost het redden van een mensenleven anno 2014 tenminste ongeveer 3500 euro. Ik vind die vakantie toch OK omdat wat van de wereld zien ook is wat het leven uberhaupt de moeite waard maakt, als je stopt dat na te jagen heb je ook een probleem. Hoeveel geld zou je moeten sparen en opslaan, en wanneer is het genoeg? Die vind ik veel lastiger en ben ik ook nog niet uit. Het meeste van wat ik verdien en niet nodig heb eindigt daar dus het is een belangrijke vraag, maar een antwoord, vergeet het maar.

Dan tijd. Je hebt maar zoveel jaar op aarde, en wat doe je ermee? Het meeste van je productieve uren gaan zitten in werk. Werk lijkt neutraal maar dat is het niet. Het werk wat je doet heeft ook externe invloed, en die kan positief of negatief zijn. De bijdrage van werk aan de samenleving heeft ook weinig te maken met het loon. De waarde van wat een vuilnisman bijdraagt aan zijn samenleving door het maken van een schone stad is ongeveer twaalf keer zoveel als zijn loon, een flitsbankier daarentegen staat op min zeven. Hij kost de samenleving dus het zevenvoudige van wat hij verdient, wat helaas vaak nogal veel is. Als onderwijzer in de civiele techniek zit het denk ik op zich wel goed. Iemand moet toch de dijken bouwen en dat moet hij ergens leren.

Behalve wat je doet is er ook de vraag van waar. We zitten nu in Rotterdam, maar we zijn ooit begonnen in Paramaribo. In het Surinaams hoger onderwijs is een hoop ruimte voor verbetering. Met het pensioneren van de laatste lichting Nederlandse, maar ook verrassend veel Belgische leraren die jarenlang in het Surinaams onderwijs voor de klas hebben gestaan is daar toch een gat gevallen. Dat gat wordt gevuld, met heel veel inzet van mensen die er heel hard hun best voor doen, en het zou mooi zijn om daar bij te horen. Met een masterstudie en buitenlandse onderwijservaring ben je in Suriname verre van uniek, maar heb je wel wat te bieden. Zeker in vergelijking met de voor jou tien anderen situatie hier, hoewel dat zelfs hier voor de bétavakken in de randstad maar ten dele opgaat.

En alsof het allemaal nog niet ingewikkeld genoeg is, verandert alles ook weer wanneer je kinderen krijgt. Mijn eerste is op komst, en de afgelopen tijd hebben we een paar weken wat neefjes en nichtjes over de vloer gehad. En zo'n kind lijkt werkelijk een nagenoeg bodemloze put te zijn voor tijd. Stop je er tijd en moeite in dan kun je ze van alles leren. Staan ze trots als een pauw naast hun tekeningen en zelf in elkaar gezette bouwpakket kasten, komen ze stralend maar uitgeput uit de speeltuin of noem het maar op. Stop je er die tijd niet in dan blijven ze min of meer passief hangen achter de TV. Zet je de TV uit, pakken ze de Ipad, waar immers ook tekenfilms uit te vissen zijn, pak je de Ipad af komen ze vragen of we niet alsjeblieft naar de speeltuin kunnen. Heel leuk allemaal maar je komt verder aan veel minder toe dan je gewend bent. En hier in Nederland heb je toch veel meer mogelijkheden voor je kinderen. Een speeltuin naast je deur, je kunt fietsen zonder overreden te worden, reizen zonder blut te raken, doorstuderen zonder de oceaan over te hoeven, studiefinanciering ook als je niet de aller aller allerbeste bent en niet in aanmerking komt voor die ene beurs op tweehonderd man.

Dus wat te doen. Blijven of teruggaan. Je geld opsparen, opmaken of weggeven. Ruth Chang zegt in haar prachtige TED talk over moeilijke keuzes dat je ze niet moet zien als vragen met een goed en een fout antwoord, maar als de momenten waarop je definieert wie je wil zijn. En dat is voor nu een zo goed mogelijke vader voor mijn kindje-op-komst. En dat betekent voor mij hier blijven en het geld goeddeels opsparen. Soms met pijn, want met moeder en beste vrienden aan de andere kant van de grote plas, en met werk dat toch altijd net iets minder vervulling lijkt te geven als dat het daar deed en weer zou doen. Maar als je familie en je eigen identitiet zich eenmaal splitst over de oceaan heen doet het altijd wel ergens een beetje pijn. En daar heeft denk ik helemaal niemand een antwoord op.


De massastroom

Bij ons thuis doen we aan afvalscheiden. Glas, papier, plastic en de rest. Glas en papier al jaren, maar plastic is een recente nieuwkomer, en het is toch grappig om te zien hoe dat alles op zijn kop zet:

Jarenlang heb je twee prullenbakken: één voor het restafval en een hele grote boodschappentas voor glas en papier. Makkelijk, want je kan het zo optillen en meenemen. Op het moment dat je het plastic apart gaat houden loopt het mis: het restafval ontbeert nu de benodigde kritische stroom. Gooi je namelijk te weinig in de restafvalbak dan gaat die ontiegelijk stinken. Dat heeft twee oorzaken: de bak gaat minder snel vol dus je etensresten blijven langer in liggen en krijgen meer tijd om te gaan gisten en rotten, en je gooit minder lagen over de rottende etensresten heen waardoor alle geurtjes ook makkelijker hun weg de prullenbak uit vinden. Het gemis van plastic in de prullenbak scheelt ruim de helft aan volume en plastic is natuurlijk ook een uitstekende afdekker dus de impact was enorm. Om aan onvoldoende dekking tegemoet te komen zou je kunnen experimenteren met een veel smallere prullenbak met ook een smalle zak. Ik heb die zo gauw niet gevonden dus het werd een klein pedaalemmertje in plaats van een veertig literbak. Het is iets meer werk, maar het ruikt stukken beter in huis en ik vind het een succes.

Als je spullen gescheiden gaat weggooien raak je je ook meer bewust van wat er allemaal je huis in een uitgaat: ongeveer drie pedaalemmerzakken restafval per week, vooral bestaande uit tetrapakken, conservenblikken en biologisch afval. Verder ongeveer twee zakken plastic verpakkingen per week, het weegt niks maar de zak gaat toch zo vol, en per twee weken een tas vol papier. Die laatste verbaast me altijd het meest. Lege cornflakespakken, theedoosjes, oude tijdschriften, bonnen en nog wat ongedefinieerd. Die tas is zwáár, vele kilo's papier, terwijl bijna het enige papier wat je bewust gaat kopen je wc-rollen zijn en die leveren met die paar rolletjes nou net nauwelijks een bijdrage. En dan hebben wij al een ja-neesticker en dat scheelt ook zowat een kilo aan folders per week.

In zekere zin is het ook bemoedigend: de conservenblikken worden bij de verbrander uit de as gevist en hergebruikt, die paar tetrapakken dat zal wel en de rest zijn restjes en schillen. Waarom biologisch afval of all things nou juist niet wordt gescheiden weet ik niet. Ik kan me niet voorstellen dat het proberen te verbranden van bananen- en watermeloenschillen kosteneffectief is. Het zal wel komen door al die mensen die wel een hoop brandbaar papier en plastic bij het restafval blijven gooien. Hier in Rotterdam zuid ligt de gescheiden glascollectie volgens de gemeente op 38%, ongeveer de helft onder het landelijk gemiddelde. Papier nog iets lager en ik denk dat plastic heel laag ligt want als ik er wat in gooi is de bak altijd leeg, terwijl je voor papier nogal eens moet proppen.

Bewust naar je afval kijken laat je je ook afvragen wat een huishouden nou eigenlijk is. Als je bij de voordeur een in-uit metertje zou hebben dan zou die waarschijnlijk tot de conclusie komen dat we de hele boel maar beter op de schroothoop kunnen gooien en er mee stoppen, want jaar in jaar uit gaan er tassen en tassen vol spullen in, en er komt niets dan troep uit. Al die troep wordt je dan weer geacht te compenseren met werk.Waar het omgekeerde plaatsvindt, waar uit het waardeloze het waardevolle gemaakt wordt, waar orde uit wanorde wordt geschapen en wat meer dan compenseert voor al die tassen vol rommel. Het zet ook te denken dat nu we van bijna 100% naar 3% van de bevolking zijn gegaan die nodig is voor de primaire productie van voedsel, dat we toch in die andere 97% niemand kunnen vinden om het afvalscheiden iets beter op de rit te krijgen. Overigens zijn ze in andere steden een stuk serieuzer, in een rijtjeshuizenbuurt in Almere moet je tegenwoordig je afval in verschillende clico's buiten zetten, en voor de vuilniswagen uit lopen controleurs die door de verplichtte transparante zakken heenkijken of iedereen wel netjes genoeg scheidt. Spullen bij het restafval die er niet in horen staan garant voor een boete. Hoe je een dergelijke rigiditeit in een flattenbuurt moet organiseren weet ik niet. Nog een frappant gegeven: in Amerika is de stroom van huishoudafval slechts 3% van het totaal, 97% wordt veroorzaakt in de bouw en in de productieketen van van alles en nogwat. Misschien die nieuwe .... dan toch maar even uitstellen? Slecht voor de economie maar dan toch.

Wij werken wij allebei in het onderwijs, dus wat wij op ons werk produceren zijn uitleguren voor een bord, en punten op nagekeken toetswerkjes. Met als reststroom een gigantische berg papier. Als ik ook nog kijk naar alle troep kijk die ik afgelopen vakantie thuis weer heb weggegooid, dan hoop ik maar dat ik komend jaar een hoop hoge punten kan zetten. Dat compenseert dan weer een beetje. Toch?

zondag 10 augustus 2014

Wat een droevige toestand

Soms wordt je droevig van de wereld. De Duitsers hebben er een woord voor: Weltschmerz. En de Grieken hadden het ook al door. Seneca betoogde dat het geen nut heeft te treuren over incidenten en lotgevallen, omdat de wereld als geheel toch al is om te huilen. Ik heb dat niet uit de eerste hand, tot dusver ben ik er niet in geslaagd om het oorspronkelijk werk van filosofen te lezen, met uitzondering van Russell, maar die schreef dan ook in de twintigste eeuw en misschien dat ik er daarom wel doorheen kom, klassiekers uit de literatuur van vorige eeuwen kom ik ook nooit doorheen terwijl ik het toch meerdere keren geprobeerd heb.

Vanmorgen las ik een artikel over wat er de afgelopen dagen in het midden oosten. ISIS die grotendeels christelijke steden binnentrekt en de christelijke bevolking die de bergen in vlucht naar Turkije wat zijn grenzen sluit en waar er verder maar is om heen te gaan. Het artikel was rijkelijk gelardeerd met foto's van onthoofde kinderen, een leegbloedende vrouw met doorgesneden keel en kinderlijkjes van kinderen die in de bergen zijn bezweken aan de dorst. De rest van het artikel kwam op mij over als een nogal smakeloze oproep om de 'extremisten' en 'terroristen' van ISIS te lijf te gaan met iedere bom en granaat die er maar te vinden is, liefst die uit Amerika.

Nou is het niet zo dat ik het per sé oneens ben met die benamingen, waar ik alleen zo moe van wordt is dat je op alle kanalen van alle kampen en kampjes eigenlijk steeds hetzelfde verhaal leest, waar je de partijen bijna generiek in kan invullen. De redenatie gaat ongeveer als volgt:

Wij of zij de (vul hier de partij van de protagonist in, palestijnen, joden, christenen, zakenlieden, arabieren, westerlingen, vrijheidsstrijders enz.)
zijn het slachtoffer van en worden onheus behandeld door de (vul hier de partij van de antagonist in, palestijnen, joden, christenen, goddelozen, zakenlieden, westerlingen, rebellen enz.).
Met de (vul antagonist in) valt volstrekt niet te praten / zou niet mee gepraat moeten worden want het zijn een stelletje (vul hier een etiket in, kies uit: extremisten, terroristen, goddelozen, tirannen, misdadigers o.i.d).
De enig resterende optie is daarom ze te (vul hier de gewenste actie in: afzetten, verjagen, verslaan, vernietigen, opsluiten o.i.d.).
Om dat mogelijk te maken is het noodzakelijk dat we (vul gewenste randvoorwaarde in, wapens leveren aan, wapens ontvangen van, ons verenigen met, troepen sturen naar)
Waarna we zullen overwinnen in de strijd tegen de slechterikken en de eeuwige vrede en voorspoed zal neerdalen over het land.

De reden waarom de eindeloze variaties op dit praatje het denk ik zo goed doen, is omdat interne eenheid bevordert. Er wordt geen melding gemaakt van dingen die de schrijver of iemand uit zijn groep gedaan heeft om zaken te verergeren terwijl die er vaak wel zijn, alles ligt aan de ander. Zo raak je tenminste niet onderling in discussie. Interne verdeeldheid bij partijen is vaak de belangrijkste oorzaak van falen, en verdeel en heers is misschien wel het machtigste wapen dat er is, dus is het niet vreemd dat mensen graag praatjes vertellen en horen om de interne eenheid te bevorderen en de oorzaak van alle problemen bij de tegenpartij te leggen.

Het vervelende is alleen dat er meestal zo verdomd weinig van het verhaaltje klopt. Als je goed kijkt zie je bijna altijd een aantal impliciete maar onjuiste uitgangspunten:
-Er zijn maar weinig personen of groepen waarmee werkelijk niet te onderhandelen valt. De zogenaamde onmogelijkheid is meestal eerder het gevolg van een arbitrair etiket, waarmee nu eenmaal niet onderhandeld wordt, of waarvan zelfs het bestaan wordt ontkend (waarom, waar dat staat vastgelegd, door wie het is besloten e.d. wordt bij voorkeur onvermeld gelaten). Ik vind het vreemd dat een dergelijke houding ook zo zelden ter discussie wordt gesteld. Als je namelijk niets afspreekt zit er niets anders op dan doorvechten tot het bittere eind, en dat eind is dan meestal ook zeer bitter en vooral erg ver weg.
-Een overwinning brengt zelden langdurige voorspoed en vrede. Het vervelende aan winnen is dat er ook altijd een verliezer is, en die blijft bij voorkeur tot in lengte van dagen broeden op een manier om je een hak te zetten. Vroeger of later komt die kans ook wel. Het is net als met geiten. Mensen zijn slimmer dan geiten, kunnen hekken bouwen en geiten aan touwen vastzetten, en toch is veel vaker dan je zou willen je groente opgegeten door een geit. Het verschil zit in de tijd. De geit heeft 24 uur per dag maar 1 doel: de weg vinden naar het allerlekkerste eten. Die stok waaraaan het touw zit, zit altijd wel een keer niet goed genoeg vast, en die geit vindt uiteindelijk altijd een gaatje in die schutting, of het poortje staat open, en dan eet ze je groente op. Niet de bok. Die heeft vooral oog voor de geiten en eten is bijzaak. Verliezers zijn als geiten. Winnaars als bokken. Die hebben gewonnen, hebben de macht en de duizend en één problemen die daar mee komen. Hebben geld om te verduisteren en weer nieuwe buren om mee te steggelen. Verliezers niet. Die wachten, en zoeken het gaatje in de schutting.

Zo zelden lees je stukken waar de vraag wat een mogelijkheid zou zijn waarbij niemand verliest serieus wordt uitgediept. Het lijkt wel of die vraag uberhaupt niemand wat interesseert. Vooral diegenen die er het meest profijt van zouden hebben niet. Zo zelden maakt iemand zich er druk om dat de kinderen van zijn natie bloed aan hun handen krijgen, ook, en vooral als ze winnen. Zo zelden maakt iemand zich druk om de vraag of het niet uitgevochten kan worden zonder dat er kinderen verschrikkelijke dingen doen, zien, jaren van hun schooltijd missen.

De PKK heeft een feministische tak. De leider van die feministische tak bracht een keer fijntjes onder de aandacht dat bijna alle oorlogen er over gaan en tot gevolg hebben dat de ene patriarchale en autoritaire leider wordt vervangen door de ander, terwijl er verder weinig verandert. Het is natuurlijk wat versimpeld maar er zit wel een kern van waarheid in die je je doet afvragen waarom we er toch zo ontzettend veel energie in steken.

Een oorlog om land (dit stuk grond hoort bij mijn land, dit stuk land is voor mijn volk en jij mag er niet tussen wonen, op dit stuk grond zijn wij de baas en jullie onze ondergeschikten enz) is een negative sum game. Er kan er maar één winnen en uiteindelijk zijn gemiddeld beide partijen slechter af dan ervoor. En in zero sum en negative sum games willen mensen winnen. En doen ze helaas zo ongeveer alles om daar te komen. Iedereen vind het klote dat het oorlog is, maar nu het zo ver is kun je hem altijd nog beter winnen dan verliezen. Dat die oorlog er uberhaupt komt is meestal georkestreerd door een klein groepje dat vrijwel iedereen ervan overtuigd heeft dat de tegenpartij toch echt uit alleen maar slechterikken bestaat en je je beter tegen die slechterikken kan vereenigen voordat het te laat is. Met heel erg generieke verhaaltjes. Die je overal leest en waar nauwelijks kritiek op is. Wie kan er immers tégen een oproep zijn zich te vereenigen tegen al die slechterikken. Ik wordt er soms zo moe van.

Is er dan helemaal geen hoop? In sommige opzichten ben ik bang van niet. Zolang sommige bronnen, zoals een groot aardolieveld of een stuk vruchtbaar land van levensbelang en schaars zijn, denk ik dat er verschrikkelijke ruzies over blijven ontstaan waarbij verschrikkelijke dingen gebeuren. Maar als je in een grote stad loopt als Rotterdam, of Parijs of Marrakech of noem het maar. Dan zie je wel heel veel verschillende mensen heel dicht op elkaar wonen en dat gaat allemaal zomaar goed. Terwijl de Nederlanders en de Engelsen toch 80 jaar oorlog hebben gevoerd terwijl er een zee tussen zat. En de Russen en Amerikanen hadden aan een oceaan niet genoeg. In die stad ligt niet één oliebron die iedereen wil hebben. Ligt niet één stuk landbouwgrond waar we allemaal van leven, en waar de winnaar meer van zou hebben als hij alle minderheden er afgooit. Onze bron van welvaart zijn we zelf. En dus zijn we zuinig op onze relaties, en houden we de ruzies klein en in de hand. Want als we dat niet deden was er geen winnaar of verliezer, dan is er niets meer voor niemand. En dus gedragen we ons. Steeds meer mensen wonen in grote steden, leven niet rechtstreeks van een eindig stukje land en zijn ook minder bereid daar voor te sterven. Je zult ook niet veel inwoners van Manhattan terugvinden in een tank in Afghanistan. We worden ook steeds ouder en krijgen minder kinderen en dat helpt ook heel erg mee. Het komt misschien dus nog best wel goed. Maar als het goed komt, is het volgens mij meer geluk dan wijsheid. Want dat laatste blijft moeilijk. O zo moeilijk. En eigenlijk hadden we dat ook wel kunnen weten. Want de meeste grote filosofen komen uit Griekenland. En daar stond ook Sparta, en daar was elke man soldaat, want elk ander beroep was flauwekul en voor vrouwen, en elke andere stad de vijand. Wijsheid helpt gewoon niet.

zaterdag 9 augustus 2014

Stadservaringen

Als je in dik een week tijd vier grote steden bezoekt geeft dat ook een mooie kans om te vergelijken.

Praag: mooie hoofdstad, verkeer goed geregeld. De hele binnenstad is gelegd met kinderkopjes. Het is er fijn lopen, er rijden trams en bussen en vrij weinig auto's. Waarschijnlijk omdat je ze toch nergens kwijt kan als je het wel zou doen. Het is er schoon, het eten is lekker en je zou er bijna zelf willen wonen en..... ergens lijkt er toch een ondertoon van wrevel in de bevolking te zitten. De weinige mensen die in de binnenstad wel auto rijden zijn over het algemeen welgesteld. Kleine of krakkemigge auto's zie je er niet. Misschien in de voorsteden maar ik heb er geen één gezien. Audi, BMW en Skoda voeren de boventoon. De bestuurders van die auto's hebben geen geduld. Als het echt niet anders kan stoppen ze nog wel voor een voetganger, maar als het ze te langzaam gaat is de toeter dichtbij, en anders razen ze wel vlak achter je langs om je te kennen te geven dat als je je op de weg begeeft je maar beter kan dóórlopen. Verder op de weg zijn de trams en bestelbusjes voor het bevoorraden van de diverse restaurants en winkels. En die beroepschauffeurs hebben weer helemaal geen geduld met inparkerende of afslaande BMW rijders en ook hun hebben de toeter heel dichtbij. Het verkeer geeft de indruk van een wat gesegregeerde samenleving waarin de lagen niet zoveel met elkaar op hebben. Ik was er natuurlijk maar een dag dus misschien zie ik het verkeerd, maar toch. Een bepaalde gemoedelijkheid, geduld en tolerantie voor elkaar die je elders ziet lijkt in elk geval op straat wat te ontbreken.

Budapest is weer een stuk groter en drukker. De stad heeft dat bruisende wat je bij wel meer miljoenensteden tegenkomt. Wat je het gevoel geeft alsof de overheid handen en voeten tekort komt om die enorme mensenmassa in nog enigszins geordende banen te leiden. Teveel bedelaars om van de straat te houden, teveel gebouweigenaren die hun negentiende eeuwse panden laten verslonzen totdat de balkons er letterlijk vanaf brokkelen om ze allemaal aan te schrijven en tot onderhoud te dwingen. De stad heeft wel drie ondergrondse lijnen maar het merendeel van het vervoer gaat over de weg, in de tram, in de bus, en heel, heel veel toeristen in een sightseeing bus waaronder wijzelf. Er is geen ring(snel)weg, de trein komt aan in vier losstaande kopstations, er zijn zoveel bussen en trams dat op ov-kaarten alleen 'geselecteerde routes' zijn aangegeven. Er zijn geen viaducten en verdiepte wegen zoals in Rotterdam of Parijs. Alleen brede, zesbaans autowegen zonder middenberm, maar met aparte busstrook, gereguleerd met stoplichten. Gloednieuw asfalt, en het werkt heel aardig. Alles rijdt veel, vaak en op tijd. Zonder de miljardenbudgetten voor verhoogde snelwegen, grote metronetten en mega-centrumstations denk ik dat je niet gauw een beter geordend verkeersnet vind als Budapest.

Op Hero's Square kun je zien hoe je een geroemde Hongaar wordt. De eerste en noodzakelijke voorwaarde is dat je man bent en streng kijkt. Verder helpt het heel erg als je ook militair bent, hoewel een handvol het buiten het leger om gelukt is. Een mooi paard is ook aan te raden.

Het autovrije uitgaanscentrum rond de St. Stephanusbasiliek is klein, eigenlijk te klein en ik denk dat ze het nog wel gaan uitbreiden, maar mooi en levendig. Heel leuk is een verdiept pleintje met allemaal café's, en daarboven een publiek zwembad met terrasjes erlangs. Er komen vooral jongeren en het is er heel druk en gezellig. Ik hoop dat het bij ons Rif010 dat dit jaar het stadsinitiatief op den duur net zo leuk wordt. S'avonds ijn we in de Basiliek naar een orgelconcert geweest, deels begeleid door een zanger van dik in de zeventig en een dwarsfluitist van amper zeventien. Prachtig.

In Krakau is het oude centrum zo mooi, gezellig en ontspannen dat je er eigenlijk nooit meer weg wil. Uit eten is als je even zoekt en niet direct aan het marktplein hoeft te zitten spotgoedkoop (in tegenstelling tot het winkelcentrum naast het treinstation waar je overal de internationaal gangbare tarieven voor betaalt). Op de markt is het levendig met dansgroepen, levende standbeelden, muzikanten. Eigenlijk de meest ideale vakantiestad die ik tot dusver ben tegengekomen.

En Berlijn is eigenlijk een post apart waard, dus die bewaren we voor een volgende keer.




Over grote steden en treinstations

Nog een paar maandjes en dan komt de baby, we kijken er heel erg naar uit, maar dat gaat ook betekenen dat het voorlopig gedaan is met het vrolijke en vrije rondreizen en rondkijken waar we maar willen. Jammer, want ik vind het één van de grootste voorrechten van het leven in Nederland. Als afsluiter wilden we een roadtrip europe doen waarbij we met ons autotje langs bezienswaardige plekken in Europa gingen rijden. Daar is echter één bezwaar tegen: Europa is groooot. Met mijn neef Jonas ben ik een keer in Wenen geweest en dat is een fantastische plaats. Geschatte rijtijd vanuit Rotterdam: 18 uur. Hum. Het werd dus de trein. Een treinrondreis. Niet langs Wenen, wel langs Praag, Budapest, Krakau en Berlijn. Met een interrailticket op één ticket overal met de trein mag. Vijf dagen trein, vijf op locatie, 283 euro. Nooit eerder van gehoord, maar "Interrailen", blijkt onder jongeren intussen een werkwoord en ze doen het massaal. Uit Engeland, Canada, Spanje, Nederland, overal zaten ze in grote aantallen in de trein. Soms doodop van de vorige avond, soms een beetje luidruchtig, soms lieten ze al hun rommel slingeren, maar allemaal hadden ze een supervakantie. Toch een leuke kennismaking met een ons voorheen volkomen onbekend fenomeen. Met onze baby in de buik leek het bijna een luikje naar de toekomst van onze aanstaande.

Als je zoveel treinreist zie je veel stations. Je kijkt naar die stations met een Nederlandse blik, en die Nederlandse blik wordt ingegeven door een duidelijk overheidsbeleid dat hier gevolgd wordt. Ik heb de beleidsstukken zelf natuurlijk nooit gezien en het zal vast ook heel ingewikkeld liggen met Prorail, gemeente rijk en zo voorts, maar uit wat er gebeurt is de gedachtegang vrij goed af te leiden: Treinreizen is prijzig en dat gaat niet veranderen, dus het moet ook een beetje status hebben. Geen roestige afdakjes en kauwgomvloeren meer. Het station is het visitekaartje van de stad en zo zal het er uitzien ook. Nieuw, flitsend, comfortabel en architectonisch uitdagend. Als je graag wil dat mensen zonder morren een duur treinkaartje kopen (en dat wil onze overheid al zo lang als ik me kan herinneren en langer), dan mag de reis van deur tot deur niet veel langer duren dan met de auto anders doen ze het niet. Het helpt daarbij nogal als tenminste één van de bestemmingen net naast een station ligt. Dus worden vrijwel overal stationsgebieden herontwikkeld met grote woon- en kantoortorens. De kroontorens en nieuw Babylon rondom en nieuw Den Haag Centraal, onze Rotterdamse Patatzak, Noord-Zuidlijn naar een vernieuwd en uitgebreid Amsterdam Centraal, nieuw station, stadskantoor en meer in Utrecht, dertien jaar lijden onder een flitsend station in Arnhem, Breda heeft nieuwe torens en het station ligt op de schop, Gouda is begonnen en de lijst is ongetwijfeld verre van volledig. Je zou natuurlijk ook gewoon de kaartjes wat minder duur kunnen maken en al die miljarden in je zak houden maar dat is duidelijk nou net níet het plan. En wie zal het zeggen, misschien hebben ze wel groot gelijk ook. In elk geval zijn er ergere dingen dan een overheid met een obsessie voor stations verbouwen.

Zonder dat je erbij stil staat verwacht je dan bijna dat het in Duistland net zo gaat zijn op al die stations. De eerste middelgrote stad in Duitsland waar de trein stopt is Duisburg. Een simpel afdakje boven de perrons, slecht onderhouden met verroeste stalen delen, vervallen gebouwen langs het spoor met gebroken ramen en overwoekerde daken. Ik ben er niet geweest, heb geen flauw idee wat er aan de hand is maar ofwel ze willen daar geen visite, of wel, maar alleen niet per trein.
Düsseldorf: zelfde simpele kapje, ik heb er later nog een stel gezien, kennelijk hebben ze in Duitsland wel iets als een standaardtreinstationnetje wat ze zo uit het magazijnrek kunnen pakken, iets wat in Nederland al decennia het streven is maar nooit lukt. Netjes geverfd, weinig te zien langs het spoor.
Keulen: grote klassieke stalen hal in begin 20e eeuwse stijl. Begint zowaar ergens op te lijken.
Frankfurt Flüghaven: Modern station, omzoomd door enorme betonnen palen. We moesten er overstappen dus hadden we de tijd om even boven te kijken waar al die palen nou voor zijn. Blijkt een heel kantorencomplex en doorloop naar de luchthaven / winkelgalerij boven te zitten. Praktisch? Mwah. Indrukwekkend? Zeker! Ze kunnen het dus wel. Het uitzicht vanuit de trein is in Frankfurt ook heel anders met een groot business district met allemaal glimmende torens.
Dresden: Stalen bogen met daartussen tentdoek!!. Wow, ik ben nu eenmaal dol op tentdaken. Buiten het station gebeurde er echter niet veel en leek het maar een ingeslapen boel. Door naar Tjechie.

Praag: heel groot centumstation, nog niet zo oud, met heel veel sporen en ook heel veel treinverkeer. Enorme hal met winkels en borden doet meer aan Schiphol denken dan aan een station. Na een dag Praag door naar Hongarije.

Wie in Suriname triest wordt van de aanblik van Mariënburg met zijn wegroestende fabrieken moet niet naar oost Europa gaan. Het aantal vervallen industrieën langs de Tjsechische, Hongaarse en Poolse spoorlijnen is niet te tellen. Sommige al oud, sommige duidelijk in communistische stijl gebouwd van rechthoekig kaal beton maar bijna alles is verlaten. De huizen en flats staan er daarentegen fleurig geverfd bij. Wat die mensen allemaal doen nu de fabrieken dicht zijn is zoals op zoveel plaatsen een raadsel. Soms zie je in de verte ook veel grotere industriecomplexen die nog wel in bedrijf lijken te zijn. Die zijn duidelijk ook in de communistische tijd gebouwd. Ingenieurs van de Russische school houden van schoorstenen. Hoge schoorstenen. Je kunt je er wat bij voorstellen dat het filteren van rook en lucht in een onmetelijk en schaars bevolkt land niet echt de prioriteit heeft. Zorg dat het ver genoeg weg waait en voor de rest boeit het niet. Dus bouw je een schoorsteen. Houdt het hier in Rotterdam, waar we toch enkele van de grootste raffinaderijen van Europa hebben, bij een metertje of zeventig wel weer op, maar zitten er wel allerlei luchtwassers en asvangers omheen, de Russen telden de meters in honderden. Ik kon het natuurlijk niet meten maar één van de industrieën waar we langskwamen leek een schoorsteen van minstens tweehonderd meter te hebben. In Kazachstan staat er één van meer dan 400 meter hoog. Ze zijn altijd rood-wit geschilderd en het ziet er vanuit de verte indrukwekkend uit. Een rood-wit gestreepte naald tot in de hemel, omgeven door een grijze blokkendoos. Zouden ze toen al een betonpomp hebben gehad die daar sterk genoeg voor was? Of ging het met een kraan. Eén vat beton per keer, aan een dun draadje naar een platform in de wolken.

Budapest heeft vier stations. Niet vier stations langs een spoorlijn, niet twee kruisende spoorlijnen met een kruisstation en nog wat. Nee, vier stations, vier kopstations. Drie in Pest en één in Buda. Het spoornetwerk van Hongarije is zeker rond Budapest opgebouwd als een ster, met Budapest in het midden. Al die takken van die ster komen uit in één van die vier kopstations. De boodschap is duidelijk: Budapest is het beginpunt of het eindpunt, er voorbij reizen doe je gewoon niet. Doe je dat wel, dan moet je waarschijnlijk in drie van de vier gevallen je aansluitende trein aan de andere kant van een miljoenenstad pakken. Ik heb er natuurlijk weinig ervaring mee, en wij hadden zelf twee keer hetzelfde station nodig, maar ik vind het er niet handig uitzien. Deels zijn de stations intussen wel verbonden met metrolijnen en er is een ringspoor om de stad heen, maar volgens mij blijft het onhandig. Uitstappen, ander kaartje kopen, half uur in de metro, instappen, overgestapt. Duurt denk ik ongeveer een uur. Een mooi monument aan de nadelen van de vrije markt. Iedere bobo zijn eigen tempel aan toenmalige rand van de stad, allemaal verbonden met een ander deel van het land maar vooral niet met elkaar. Het moet miljarden gaan kosten om het allemaal nog eens echt goed aan elkaar te knopen in één groot kruisstation, iets wat de Parijzenaars ook nooit is gelukt, hoewel dat in Parijs misschien maar goed is ook omdat ik me er ook geen voorstelling van kan maken hoe groot dat station dan wel niet zou moeten zijn. Door naar Polen

Kartowice: Modern station met daaraan vastgeplakt een hypermodern winkelcentrum waarvan ik zijn gelijke in Nederland niet zou weten te staan.
Krakau: Funcioneel station met daarnaast: jawel, een hypermodern winkelcentrum.
Warshaw: Geflankeerd door een hypermodern winkelcentrum, zelf weer overbouwd met hypermoderne torens. Kennelijk heeft de verbouwbom in Polen nog veel harder toegeslagen dan in Nederland, want het kan allemaal volgens mij niet meer dan 20 jaar oud zijn. Aan het spoor zelf wordt ook heel druk gewerkt overal met nieuwe sporen, nieuwe bruggen en onderdoorgangen. Heel leuk was dat het stuk van Kartowice tot Krakau nog niet aan de beurt was geweest. Daar reden we in een treinstel van minstens 50 jaar oud over rammelende rails (nog niet doorgelast dus de hele reis het klassieke kaboem kaboem kaboem waar de spoorstaven tegen elkaar liggen). Naast onze spoorlijn lag een in onbruik geraakte lijn die werkelijk onvoorstelbaar ver kapot gereden is. Staafovergangen met een centimeter inslijting, verzakkingen en op één plaats een opening van meer dan een centimeter tussen twee staafeinden. Het spoor was al enige tijd niet meer in gebruik, gedeeltelijk al afgebroken en gedeeltelijk overgroeid. Dat doet niets af aan het feit dat die lijn overduidelijk zo geworden is door slijtage van passerende treinen. Het geoefend oog ziet in die oude staven onvertelde jaren van gehots en gebots, urenlange vertragingen, dienstregelingen die moeten worden aangepast aan het verlagen van de rijsnelheid op bepaalde delen, en dan nogmaals verlagen en dan nogmaals. Van bonkige mannen die met hamers, schoppen, wiggen en termiet winter aan winter de rails repareren die vervangen had moeten worden toen ze nog jongetjes waren. Het vertelt een verhaal van verwaarlozing en wanbeleid, maar ook van onverzettelijkheid en de categorische weigering het op te geven en te accepteren dat de trein dan maar helemaal niet meer rijdt. Al hotsend en botsend in je trein op een flankerend spoor vraag je je af hoe dat er eigenlijk bij ligt, of die flitsende winkelcentra niet konden wachten tot de sporen zelf enigszins acceptabel waren. Wie over een paar jaar door Polen rijdt ziet er waarschijnlijk niets meer van terug. Ik hoop dat ze een stukje van de totaal aan flarden gereden spoorstaven bewaren voor in een museum. Er zit toch immers een heel verhaal aan vast. Terug naar Duitsland.

In Berlijn wacht het summum. Berlin Hauptbahnhoff valt eigenlijk in een klasse apart. Een kruisstation, met één lijn in de kelder en de ander op de vierde verdieping. Daartussen een niet geëvenaard schouwspel van roltrappen en op slanke stalen poten (met gietstukken als knopen!) waarover spoorbanen lijken te zweven. Boven in de glazen hal stoppen de internationale treinen, met daar weer overheen gebouwde kantoorbogen. De Duitsers hebben het dus wel gedaan. Alle oude ellende bij elkaar geknoopt. Deels in een baan over de stad heen, deels met een baan onder de stad door en in alle opzichten geweldig en overweldigend.

En door naar huis. Met als toetje langs het spoor in Wolfsburg de fabriek van Volkswagen. Je zou bijna de trein nemen alleen om aan de andere kant van de fabriek te komen maar gek genoeg hebben ze daar geen extra stationnetje voor gebouwd. En terug naar huis via onze Patatzak. Hij kan zich niet meten met Berlijn, maar hij mag er zijn.


donderdag 2 januari 2014

Afrika: een continent op de rand van 2013

Je denkt dat als je Suriname gewend bent, een Afrikaans land toch een beetje meer van hetzelfde gaat zijn, maar daar vergis je je in. Neem het verkeer: In Nederland is het verkeer netjes geregeld en krijgen te hard rijders een dikke bon op de mat, in Suriname is het nogal chaotisch op de weg en zie je tijdens een lange rit vaker wel als niet ergens een ongeluk: overreden fietser of bromfietser, blikschade, van de weg geraakte hardrijder. In Marokko is het een beetje veel van allebei, en toch weer helemaal anders. Over het verkeersnet is nagedacht: meerbaans doorgaande wegen met daartussen kleine weggetjes waar je met een auto niet in mag of weinig te zoeken hebt. Grote rotondes op de meeste belangrijke kruisingen, vaak met een stoplicht. Op die brede wegen rijdt veel verkeer, maar niet zoveel dat het vaststaat (nog een belangrijk verschil met Suriname en Nederland). Dat verkeer rijdt op zijn Afrikaans kriskras door elkaar: betekenis van wegbelijning lijkt iedereen te ontgaan, Tourbussen rijden op de fietsstrook, fietsen doen mee met invoegen en uitvoegen, motorfietsen zijn uitgerust met drie wielen en een laadbak die zich met een pickup kan meten maar wurmen zich toch overal tussendoor waar het nog net past. Zebrapaden worden erkend als legitieme plaats om over te steken, inhouden of stoppen voor voetgangers behoort echter niet tot het repertoire. Voetgangers die het toch vertikken om bewield verkeer voor te laten gaan kunnen rekenen op een van de volgende twee reacties: a. Het verkeer weeft zich zonder in te houden om de voetganger heen door net zoveel meer links of rechts te houden als nodig om ervoor te zorgen dat de voetganger het overleeft en de overkant bereikt. Dit gaat moeiteloos en onopgemerkt voorbij. b. De voetganger bezet op het moment van passeren een dusdanige positie op de weg dat een omtrekkende beweging niet mogelijk is, het verkeer houdt net zoveel in dat het vlak achter de zich voortbewegende voetganger langsgaat. Bij rennende overstekers wordt de noodzaak tot inhouden geaccepteerd. Beweegt de voetganger zich echter rustig lopend dan wordt dit met getoeter en gemopper beantwoordt. Het meest bijzondere aan alles vond ik echter dat het verkeer hoewel chaotisch, toch beschaafd is. De marges zijn klein, en de risico's zijn vergeleken met Nederland groot, maar de plankgas en wie niet weg is mogen ze opvegen mentaliteit die je in Suriname nogal eens ziet ben ik niet een keer tegengekomen. Ergens verbaasde me dat ook wel aangezien het in Nederland weer juist bovengemiddeld vaak de Marokkaanse jongens zijn die het leuk vinden om met honderd km/u hun drukuitlaat te gaan testen in een woonwijk, compleet met doodsbedreigingen aan ieder die er wat van zegt. In Marokko zelf zoekt iedereen naar zoveel mogelijk ruimte, gaat tot het gaatje, neemt voor europese maatstaven volstrekt onverantwoorde risico's maar laat zich niet opfokken tot onbeheersbare woede, moppert en toetert met een opgeruimd humeur en lijkt heel goed te beseffen dat een ander van de weg rijden echt not done is. De ontelbare keren dat ik in Suriname met mijn fiets de berm moest opzoeken omwille van het vege lijf in gedachten vind ik dat al heel wat. En acht dagen later hebben we ook nog geen enkel ongeval gezien.

Het openbaar vervoer is een eigenaardigheid op zich. Stadsbussen zijn er niet, iedere stad heeft een (soms trein)- busstation van waaruit je de bus kunt pakken naar de naastgelegen steden. De rest gebeurt met taxi's. De gemiddelde Marokkaan kan zich nog geen eigen auto veroorloven. Bijna alle gebouwen zijn drie of vier lagen hoog, de stad eindigt abrupt in de woestijn. Het ommuren van een eigen stukje woestijn voor een privewoning in een buitenwijk lijkt door de meeste mensen niet als iets zeer begerenswaardigs te worden gezien, of de overheid is zo verstandig er niet aan te beginnen. Bij al die meerlaagse woongebouwen zijn amper parkeerplaatsen, wat natuurlijk ook niet nodig is als je je toch per tweewieler of taxi verplaatst. Taxi's zijn strak gereguleerd, genummerd en van vergunning voorzien per voertuig. Eenmaal voorzien van een taxivergunning gaat zo een voertuig natuurlijk nooit meer van de weg, wat het stadsbeeld verfraaid met, in Agadir, zo'n duizend oude Mercedessen en Pegeut 206'en.  Er zijn wel nieuwe taxi's maar die zijn schaars en hebben geen vast model meer. Het gebrek aan grote hoeveelheden zwarte of blauwe rook uit al die taxi's doet vermoeden dat de autokeuring serieus genomen wordt, de afwezigheid van stoelriemen het tegenovergestelde. Een peugeot 206 petit taxi mag maximaal drie passagiers vervoeren, waar men zich strikt aan houdt, mag de stad niet uit, waar men zich niet aan houdt, en moet zich laten betalen volgens de meter, waar men zich soms aan houdt. Duur is het niet, ongeveer 50 eurocent per kilometer. Mercedestaxi's kennen al deze beperkingen niet, je ziet zelf maar in overleg met de chauffeur hoeveel mensen je er in propt, 5 volwassenen en drie kinderen is meer regel dan uitzondering. Je regelt ook maar zelf met de chauffeur hoeveel je betaalt. Ons kwam het dichter bij de twee euro per kilometer te staan, maar dat ligt natuurlijk aan onszelf.

Het is ook een uitgesproken menselijke wereld. Niet menselijk in de zin dat de mensen meer mededogen met elkaar hebben dan elders, er lopen een hoop bedelaars en min of meer toekomstloos opgroeiende kinderen. Wat daarbij weer erg anders is in vergelijking met Suriname is dat bedelaars bijna altijd vrouwen zijn, heel vaak in boerka terwijl verder haast niemand die draagt, met kleren is men vrij relaxed, zelfs een hoofddoek draagt maar een kleine helft van de vrouwen. De wereld is menselijk in de zin dat die voor een veel groter deel uit mensen bestaat dan we gewend zijn. Om een paar voorbeelden te noemen: de enige beveiligingscamera die ik heb gezien hing op het vliegveld, voor de rest is beveiligen mensenwerk. Bij ieder bankfiliaal staan tussen de een en drie man op wacht, koninklijke paleizen hebben een grote tot zeer grote paleistuin, deze worden bewaakt door om de vijftig meter een man, afgelegen delen van de tuin annex natuurreservaat zijn voorzien van mannen te paard, bewaker van de koning is een serieus beroep met een mooi uniform en een eind moeten lopen hoort daar niet bij, een mooi paard wel. Ga je inkopen doen dan ga je naar de markt, winkels zijn er verder immers weinig en hebben niet veel, het enige wat ik verder ben tegengekomen was het Marokkaans equivalent van een klein Chinees winkeltje in Suriname, alleen zonder Chinees want die zijn er niet. De markt is groot en behalve auto's is er voor zover ik heb kunnen zien alles te koop. Dat kopen gaat kraampje voor kraampje, spulletje voor spulletje. Vaste prijzen of prijsbordjes zijn er niet, over alles kan en moet onderhandeld worden, desnoods banaan voor banaan. Van onze gidsen hoorden we dat als ze zelf wat nodig hadden dat ze gemiddeld drie uur uittrokken voor die inkopen, je kunt immers beter een uur extra onderhandelen dan een dirham teveel betalen, de volgende keer weet de verkoper dan dat je wat kan missen en dat moet kost wat kost voorkomen worden. Vergelijk dat proces met het volgooien van een winkelwagentje uit in de fabriek handig ingepakte dozen bij de Aldi, en afrekenen bij een zelfscankassa op basis van streepjescode en pinpas. Veel van wat er te koop wordt aangeboden wordt ter plekke gemaakt, een handelaar in kleden heeft een weefgetouw staan waarop hij werkt als er geen klanten zijn om mee te onderhandelen, een handelaar in matrassen neemt de bestellingen op in maat, dikte, type veer, type bekleding en de rest van zijn familie en werknemers maakt ter plekke het matras. Tapijten worden niet ter plekke gemaakt, want op de markt werken mannen, en tapijten knopen is vrouwenwerk, en vrouwen mogen wel op de markt komen als klant maar slechts zeer zelden als verkoper. De tapijten worden vanuit omliggende dorpen aangevoerd en s'middags geveild tussen de tapijthandelaren onderling: die met een vrachtwagen verkopen en die met een winkeltje/kraampje kopen, overige mannen kijken toe. Het geheel gaat gepaard met veel gepraat, gemopper, half geveinsde verontwaardiging en vooral heel veel thee. Sommige mannen kunnen zich sigaretten veroorloven, voor de meesten is dat met twee euro per pakje te duur. Eigenaardig genoeg doet men niet aan het roken van shag. De zelfrolsigaret is een recentere uitvinding als de fabriekssigaret, wat op zichzelf al eigenaardig is, maar voor de fabriekssigaret rookten mensen pijp. Waarom die vinding die roken toch de helft goedkoper maakt nou wel het rijke Europa veroverd heeft maar niet de rest van de wereld is een van de dingen waar ik me al een hele tijd over verbaas. Over roken gesproken, ik heb geen schoorsteen gezien. Niet in Agadir en niet in Marrakech. Wel hoogspanningsleidingen en transformatoren, maar nergens een rokende schoorsteen. De twee steden samen tellen tegen de drie miljoen inwoners. Om voor zoveel mensen de stroom aan te voeren over wat hoogspanningslijnen die weinig indrukwekkender zijn als die van Afobakka naar Paranam impliceert volgens mij dat het stroomverbruik per inwoner nooit heel hoog kan liggen, het zou me niets verbazen als in sommige armere wijken de inwoners uberhaupt nog geen electriciteit hebben, maar ik ben er niet s'avonds doorheen gereden om het zeker ter weten.

Ons hotel heeft geen lift, maar wel vier man in dienst om koffers trappen op en af te dragen, goedkope hotels in Marrakech hebben een receptieruimte met een of zelfs twee bedden. Kom je laat thuis dan klop je op het raam om de receptionist wakker te maken en die laat je binnen. Heel de oude stad van Marrakech bestaat trouwens uit huizen gebouwd rond hofjes, afhankelijk van hoe oud het is twee, drie of vier lagen hoog. Ieder hofje wordt afgesloten door een poort. Nog niet zo heel lang geleden had die poort slechts een sleutel, een van de mannelijke leden van de ongeveer tien families die er woonden fungeerde als sleutelhouder en portier, pas sinds kort raakt dat in onbruik en van de meeste hofjes heeft nu ieder huishouden een eigen sleutel. Zijn de gebouwen van de buitenkant wat eentonig, roodbruin in Marrakech om het weerkaatsen van de woestijnzon wat tegen te gaan, wit in de rest van het land, binnen in de hofjes is het een explosie van versiering. Tegeltjes in allerlei ingewikkelde patronen gelegd of gezet, met op de tegeltjes zelf nog ingewikkeldere en doorlopende gleurige patroontjes in het glazuur. Kom je in het oude paleis, nu museum, dan is dat aangevuld met een oneindigheid aan houtsnijwerk, in gips gegoten reliefpatronen, al dan niet vervolgens nog beschilderd. De plafonds bestaan uit houten panelen met daarop nog meer patronen geschilderd. Om ieder type bloempje of vormpje dat gebruikt wordt van een enkele kamer na te tekenen heb je waarschijnlijk al een dag nodig, en elk vormpje komt ontelbaar veel keren terug. De verdiepingsvloeren in het paleis bestaan uit bewerkte houten balken, daarop planken en daaroverheen tegelmozaieken gezet in klei. Die laatste zijn niet in zo een beste staat met veel ontbrekende en losgeraakte tegeltjes van de vele langslopende toeristen. Vreemd genoeg voelen de beheerders van het museum zich slechts sporadisch geroepen dit te repareren, voor elke tien kapotte plekken zie je een gerepareerde.

Gezien de prijs van houtsnijwerk en andere handgemaakte spulletjes is mijn zeer grove inschatting dat het loon voor goede kwaliteit handwerk ergens in de buurt van de nog net geen euro per uur komt. Wat ik hoogst eigenaardig vind is hoeveel van hetzelfde er wordt gemaakt. In de souk van Marrakech zijn meer dan drieduizend winkeltjes. Hiervan zijn rond de tweeduizend met Berber spulletjes en rond de duizend Arabische winkeltjes, wat voor zover ik het ben gaan begrijpen betekent dat ze geimporteerde spullen verkopen. De Berberwinkels verkopen hele mooie lampen van bewerkt metaal, theepotten en bijbehorende bewerkte schalen en glaasjes, geglazuurde en beschilderde borden, asbakken en Tajinpotjes, beeldjes uit hout of steen, bij voorkeur van een kameel maar er zijn veel vormen, traditionele leren sloffen, leren slippers, leren tassen, armbandjes, kettinkjes, sjalen en traditionele jassen en kruiden. Deze spullen zijn heel erg mooi gemaakt, van goede kwaliteit en prima geprijsd. Probleem lijkt dat tweeduizend winkeltjes voor het aanbieden van bovengenoemd assortiment wat veel is. Dientengevolge werkt iedereen zich drie slagen in de rondte voor anderhalve klant, is de markt een absoluut unieke belevenis die je nooit vergeet maar krijg ik niet het idee dat de gemiddelde verkoper er veel aan verdient. Wat mij het meest bevreemdt zijn de hoeveelheid dingen die er niet gemaakt of verkocht worden: honderd winkels met lokale slippers en sloffen, maar niet een met schoenen. Bijna iedereen loopt op een 'gewone' geimporteerde plastic schoen, de enige schoenenkraampjes die ik heb gezien verkochten deze plastic schoenen, en dat terwijl een prachtig bewerkte leren slipper of pantoffel minder dan tien euro kost. Mij lijkt dan dat je voor twintig euro ook een concurrerende leren schoen moet kunnen maken, maar in geen van de honderd slipper-en-sloffenkraampjes was er een te koop, zelfs niet een dikgeprijsde schoen voor toeristen.  Er zijn ook ongeveer honderd kraampjes met geglazuurde beschilderde borden, asbakken en Tajinpotjes, maar niemand heeft bijvoorbeeld wat wij als een modern servies zien, maar dan zo mooi beschilderd, of een mooie planten bak of... Er staan prachtig bewerkte spiegels, maar geen fotolijsten, prachtige lappen, maar geen bijpassende gordijnroedes of rails. Het geeft mij de indruk van een onafzienbaar leger van bijzonder kundige handwerkers en verkopers, maar vrijwel zonder marketers of productontwikkelaars. Een eigenaardige gewaarwording als je de spaanplaat rommel van Ikea gewend bent waar je op de een of andere manier toch steeds niet omheen kan.

Dus kom je terug in Nederland, laadt je je OV chipkaart op aan de automaat, check je in bij de paal en stap je in een conducteurloze trein en metro en zie je mensen weer spelletjes spelen op hun telefoon in plaats van prijzen berekenen (in Marokko is een mobiele telefoon wel onmisbaar op een marktkraam, als rekenmachine, prijsbordje voor verkopers die echt geen Engels kunnen, om spullen te bestellen en wat al niet meer, maar er spelletjes op spelen doen ze niet). Nederland is ongetwijfeld veel en veel efficienter, en dat zal ongetwijfeld een hoop bijdragen aan de welvaart hier, maar als je je reistegoed afrekent en de betaling door de automaat wordt bevestigd met een opgewekt piepje, bekruipt je toch het onbestemde gevoel dat het niet alleen het weer is wat hier kouder is dan in Afrika.

Merlijn