zaterdag 1 september 2012

Deel 2: Droomwereld

Eric keek gedesorienteerd om zich heen. Voor zich zag hij een liftdeur die er tegelijkertijd futuristisch en vervallen uitzag. De tegenstelling intrigreerde hem. Hij zat met zijn rug tegen een ronde betonnen kolom. De vloer was betegeld in duur uitziende patronen van zwart en goudkleurige glinsterende steen. Het was heet. Ontzettend heet. Hij had geen idee hoe hij hier verzeild was geraakt, en kon zich ook niet goed herinneren waar hij had verwacht te zijn. Moeizaam stond hij op, keerde zich om en werd getrakteerd op een vergezicht zoals hij nooit had vermoed dat bestond. Hij bevond zich op een observatiedek van iets hoogs. Zover werd hem wel duidelijk. Onder zich strekte zich een enorme stad uit, met daarachter een woestijn die rijkte tot de horizon aan de ene kant, aan de andere kant een oceaan. Het dek had logischerwijs ooit voorzien moeten zijn geweest van glas, maar nu was het verlaten en open voor weer en wind. Tegen de muren lagen hoopjes samengewaaid woestijnzand. Hij liep rond het dek, keek naar de waterkant en realiseerde zich waar hij was: dit was Dubai. Langs de waterkant tekenden zich de wereldberoemde vormen af van de palmeilanden voor de kust: Palm Jumeirah, Jebel Ali, en de vervaagde contouren van wat palm Deira had moeten worden. De stad zag er verlaten uit. Voor zover Eric zich kon herinneren was Dubai net als zoveel wereldsteden berucht om zijn verkeersopstoppingen. Diep beneden zich zag hij snelwegen met her en der scheefstaande auto's, sommigen lagen op hun kant. Hij keek langs de ontelbare hoge gebouwen, sommige waren niet afgebouwd en bij twee gebouwen stonden de bouwkranen er nog tegenaan, nergens leek enige activiteit te bespeuren. Kennelijk was er hier iets verschrikkelijks gebeurd wat hem volkomen ontgaan was. Een miljoenenstad stopt niet vanzelf van de ene op de andere dag. Over dag gesproken, welke dag was het eigenlijk. Eric liep terug naar het hart van het gebouw waar hij een bar had gezien. Hij keek achter de bar, op zoek naar een datum en iets te drinken. Achter de bar zat een man. Tenminste, naar de kleding te oordelen ging Eric ervan uit dat het een man was geweest. Nu was het niet veel meer dan een gedroogd lichaam. Het zat met zijn rug tegen de bar geleund en erom heen lagen flessen en pakken waar ooit sappen, frisdrank en mineraalwater in had gezeten. Alles was leeg. Op het versleten etiket van een fles mineraalwater zag hij in het Engels een vervaldatum staan: 04-28-2061. Eric keek naar zichzelf: hij was geboren aan het eind van de twintigste eeuw, als het nu de tweede helft van de eenentwintigste eeuw was zou hij er behoorlijk oud uit moeten zien. Hij keek naar zijn handen, maar ze zagen eruit zoals hij ze zich herinnerde. Dit kon niet. Had iemand hem ontvoerd, cryogeen ingevroren en een halve eeuw laten overslaan? Maar als dat zo was, wat deed hij dan in deze vervloekte verlaten stad. Eric liep nogmaals het verlaten dek rond, op zoek naar een teken van leven beneden. Als hij hier vandaan wilde komen danwel overleven kon hij maar beter iemand vinden die wist hoe dat moest. Langs de kustlijn ontwaarde hij een plekje waar enig groen van boomkruinen te zien leek tussen de gebouwen. Bij gebrek aan beter leek het hem zijn beste kans om verdere tekenen van leven te vinden. Met weinig hoop drukte Eric op de knop van de lift, zoals verwacht kwam er geen reactie. Dat ging de trap worden. Hij zocht een deur naar een trappenhuis, en vond een gebarricadeerde deur met een icoontje van een trap ernaast. Achter de deur stonden stoelen en tafels opgestapeld tot aan het plafond. Eric trok de stoelen en tafels aan de kant en probeerde de deur te openen. De deur zat op slot. De hete wind was verzengend en Eric had een ontzettende dorst. Hij liep terug naar het lijk van de man die allicht in zijn laatste dagen de deur had gesloten en gebarricadeerd op zoek naar een sleutel. Met grote weerzin doorzocht hij tevergeefs de zakken. Niets. Eric liep terug naar de deur en probeerde die in te trappen. Eenmaal, tweemaal. Kansloos. Verdomme, dit was toch een branduitgang, hoe kan dat op slot zitten? Met piekeren over veiligheidsregelgeving in andere landen kwam hij hier niet vandaan. Hij herrinnerde zich een Kuifje boek dat hij een levenlang geleden eens gelezen had: Kuifje en kapitein Haddock zaten opgesloten in een bakstenen gebouw, Kuifje bond een houten balk die daar handig had liggen wachten middels een paar lakens die al net zo handig lagen te wachten aan een haak in het dak die....kinderboeken. Eric liep terug naar de bar, vond een schroevendraaier, slaagde erin de afwasmachine los te schroeven en duwde die naar de deur. In de stapel stoelen en tafeltjes vond hij wat tafelkleden. Eric klom op een tafeltje, sloopte een verlichtingsarmatuur uit het plafond en hing de afwasmachine in een paar tafelkleden aan de stroomdraadjes. Uitgeput van alle inspanning ramde hij de machine tegen de deur. Eenmaal, tweemaal, driemaal. Bij de dertigste stoot verscheen er een klein gaatje in de deur, bij de vijftigste stoot kon Eric zich door het gat wringen en kwam aan de andere kant in een trappenhuis terecht.  Het was nog steeds warm, maar eindelijk had hij beschutting tegen de woestijnwind. Eric bleef uitgeput zitten op de bovenste traptrede. Waar Kuifje lezen al niet goed voor was. Onder zich liep het trappenhuis naar beneden zover als hij kon kijken. Welke $%(*%% idioot had ooit de hoogbouw uitgevonden.

Hank Trapman stond gebogen boven zijn computerscherm en balde zijn vuist. Er was iets mis. Er was iets godverdomme helemaal mis. Welke lamlul dacht hem nu een potje te lopen belazeren zou het duur bekopen.  Drie jaar sinds die zak van een Eric zijn lab had geopend, en drie ellendige jaren waren het geweest. Driekwartjaar had hij zonder stroom gezeten op de tiende verdieping. Hij had er nu nog dijen als een wielrenner van. Het had hem zijn oude pa gekost. Tachtig jaar, zevende verdieping. Vind je het gek dat die man een hartaanval krijgt na al die trappen lopen en het hele telefoonsysteem lag ook nog op zijn gat. Toen Hank hem had gevonden lag hij al twee dagen op de keukenvloer. Wat een teringzooi omdat er een nietsnut rijk wilde worden van hersentjes lezen. Hij keek naar zijn knokkels en herinnerde zich met plezier hoe hij ze een uur geleden met al zijn kracht in Bart's gezicht had geplant. Het had alleen niets opgeleverd. Of die man was geen tiende zo scheterig als hij er uitzag of hij wist echt niet wat er mis was gegaan. Hank pakte zijn autosleutels en liep het lab uit. Morgen. Morgen zouden de resultaten van de EEG scan binnenkomen en wisten ze misschien meer.

Toen Eric uitgeput beneden aankwam was de zon intussen bijna onder gegaan. Hij had zich de plattegrond van de stad goed ingeprent vanuit het observatiedek, en wist dat als hij maar links aanhield, hij bij een grote autoweg zou komen die hem vrijwel rechtstreeks naar zee zou leiden. Links en rechts stonden auto's achtergelaten langs de kant van de weg. Het was nog een behoorlijk eind naar zee. Waarom lag er nou niet gewoon ergens een fiets?

Toen Eric zijn bestemming naderde zag hij vanuit de verte een beetje rook opkringelen in de lucht. Opgelucht en tegelijk voorzichtig liep hij in de richting waar het vandaan kwam. Bij het vuurtje zaten drie arabisch uitziende mannen. Twee leken ergens in de zestig te zijn, de derde leek meer van Erik's leeftijd. Erik aarzelde, maar besloot dat hij niet veel te verliezen had. Hij kwam van achter de villa vandaan waar hij zich achter verscholen had en groette de mannen. "Hale Kum Salaam". Verrast, maar niet geschrokken keken drie paar ogen hem vragend aan. Zijn groet werd beantwoord met een vraag in het Arabisch waar hij niets van verstond. "Do you speak English", vroeg de oudste man hem. Opgelucht antwoordde Eric van ja.
"Waar komt u vandaan?"
"Nederland"
De man keek hem niet begrijpend aan.
"In Europa, vlak bij Engeland"
"Europa, hebt u een vliegtuig?"
Eric dacht na: hoe moest hij aan deze mannen uitleggen dat hij hier was wakker geworden en geen idee had wat hij hier deed of hoe hij hier terecht gekomen was.
"Ik ben geschiedkundige, ik teken het lot van steden op voor generaties na ons."
De man keek Eric aan.
"Hier heb je het denk ik wel gezien, alles is verlaten. Iedereen is vertrokken"
"Waar is iedereen heen?"
"Overal en nergens, dit is de woestijn, wat valt er te eten, iedereen die op zijn benen kon staan is vertrokken, de rest is dood"
"Maar toch hebben mensen hier een hele stad gebouwd"
"Dat was toen de olie als water uit de grond kwam. Toen de bronnen leeg waren en het geld op stopten die vliegtuigen met komen, toen viel de stroom en water uit. De mensen gingen woedend de straat op maar de sheik was al lang weg met zijn privevliegtuig en zijn naasten. Nadat de stad was leeggehaald zat er niets anders op dan te vertrekken."
"En elders, hoe is het in de rest van de wereld?"
"U vliegt de wereld toch af? Waarom vertelt u het  me niet?"
Eric kon zichzelf wel voor het hoofd stoten.
"Bij ons is de olie ook op maar er is wel eten"
Gelukkig vroeg de man niet verder.
"Hoe overleeft u in de woestijn?"
"We vissen, we plukken dadels waar de bomen de droogte weerstaan. Mijn neef heeft is met onze kamelen in de woestijn"
"En jullie zijn de enigen die nog over zijn?"
"Er zijn maar weinig dadelpalmen. Aan de andere kant van de stad zaten enkele mensen die met een machinegeweer ingeblikt eten bewaakten, ik heb lang niets van ze gezien. Onze vrouwen zijn in huis zoals het betaamt"
"Hebben jullie water?"
De man haalde een versleten plastic fles uit en zak die naast hem stond en gaf hem aan Eric. Eric dronk de anderhalve liter bijna in een teug leeg.
"Met de ruiten uit de gebouwen condenseren we verdampend zeewater. Gesmolten alsfalt werkt prima om de naden te dichten. Je went aan de smaak."
Een van de mannen gooide nog een stuk van wat naar het zich liet aanzien een zware balustrade van een klassieke Britse trap was geweest op het vuur.
"U zult vast vermoeid zijn van uw reis, weest u vanavond onze gast. Kom, ik wijs u een kamer"

Eric lag wakker op een bed dat netjes was opgemaakt met flets verkleurd beddengoed. Er zat een klein beetje stoffig zand in alsof het in geen jaren was gebruikt of gewassen. Hij was er niet helemaal gerust op wat zijn gastheren met hem van plan waren. De Arabische gastvrijheid was ooit spreekwoordelijk geweest en naar het zich liet aanzien leefden deze mensen tenminste deels nog volgens gewoonten uit zijn tijd. Hij had weinig te kiezen, en eindelijk viel hij in slaap.

Hank stond naast de scanner terwijl het lichaam van Erik er langzaam doorheen geleid werd. Achter hem op een plastic stoel tegen de muur zat Agnes, alleen, stil, rode ogen en zonder makeup. Hank kon het waarderen dat ze hier alleen zat om haar lot onder ogen te zien. Het had geen zin iemand mee te nemen . Je zat er ofwel maar een beetje ongemakkelijk naast, of de ander zat aan een stuk door te kleppen om je af te leiden. Hank sprak geen woord met haar. Hij kon het zich niet veroorloven emotioneel betrokken te raken. Ze was Eric's vrouw en het kon maar net zo lopen dat hij zichzelf een week later zou terugvinden met zijn pistool tegen haar slaap. Het waren vreemde tijden. De neuroloog keek op een set monitors naar beelden van Erics brein met varierende kleurenpatronen.  Het zei Hank niets. Op het gezicht van de arts las hij slecht nieuws, verhuld achter een nagenoeg perfect masker van professionalisme. De arts kwam naar hen toe: "er is nog een beperkte mate van activiteit waarneembaar. De hersenstam is onaangetast, de patient ademt zelfstandig en er is geen reden aan te nemen dat hier verandering in zal optreden. De neocortex lijkt zwaar beschadigd te zijn. Er is geen reactie waarneembaar op enige zintuiglijke prikkeling, slechts een monotone incoherente activiteit, je kunt het vergelijken met de statische ruis die je op een televisie ziet. Ik heb dit beeld niet eerder gezien, dus ik kan weinig verwachtingen uitspreken. Ik zou een punctie van het weefsel willen voorstellen om eventuele fysieke schade te kunnen vaststellen."

Hank wist genoeg en liet Agnes alleen met haar verdriet. Ze wierp hem een blik van intense haat na.
Hij liep door de lange steriele gangen naar de uitgang. Zo snel mogelijk hier vandaan. Hank had een pesthekel aan ziekenhuizen. Rij naar rij met kamers waar vergeten ouderen werden opgelapt voor de volgende vijf jaar eenzaamheid en suikerziekte, kanker en hartkwalen garantie waren voor ruime jaarlijkse groeicijfers. Hij hoopte intens dat het hem bespaard zou blijven. Leven bij het zwaard en sterven door het zwaard, zoals het een man betaamt. Het werd er niet makkelijker op. Hij hield van de eenvoud van zijn beroep: bezoek diegenen die denken de Dienst te slim af te zijn en bewijs ze het tegendeel. Het had geen zin te vragen waarom je zou vechten voor een maatschappij die je verachtte. Je vocht omdat je ervoor geboren was. Toen hij jong was, was hij jeugdkampioen thaiboksen geweest, maar het had hem geen plezier gedaan. Hank hield niet van spelletjes. Hij wilde angst zien in de ogen van degenen die hij overwon. De angst van een man die de munt van zijn leven opgegooid zag worden. Kruis en je leeft. Munt en je sterft. Deze zaak was niet eenvoudig, degene waarvan hij had gedacht dat hij hem had zitten naaien lag half hersendood in het ziekenhuis. Diens assistent die de digitalisatie had uitgevoerd zat gebroken in een cel onder het bureau en bleef maar prevelen dat hij echt alles gecontroleerd had en niets fout had gedaan. Een team van technici en wetenschappers ontleedde de apparatuur en bestudeerden alle opnames en registraties. Het kon nog weken duren voor het tot een definitief rapport over Erics toestand kwam maar Hank verwachtte weinig goeds. Hij liep door de schuifdeur naar buiten en stak een sigaret op. Die twee weken waren nog veel te hoog ingeschat.

Eric werd wakker doordat hij zich had losgewoeld onder de dekens vandaan. Hij had het koud. Naast hem lag een vrouw. Gisteravond leek het alsof de mannen die hij had gesproken er nogal traditionele ideeen over relaties op na hadden gehouden en nu lag er ineens een vrouw in zijn bed? De vrouw lag van hem af gekeerd maar haar haar was hoogblond. Voorzichtig richtte Eric zich een beetje op zodat hij haar gezicht kon zien. Ze was blank en leek een handvol jaren jonger dan hijzelf. Eric keek om zich heen. Hij bevond zich in een kleine ruimte, begrensd door een bakstenen muur met een lichte kromming aan de ene kant, houten beschot aan de andere kant. De ruimte had geen plafond, hij keek tegen zware houten balken met daarboven beplanking. Het was krap. Veel te krap voor een tweepersoons slaapkamer. Er stond een klein kastje, allicht voor kleren en ernaast hing de helft van een gebroken spiegel. Nu Eric beter keek zag hij dat een deel van de balken niet van hout waren, maar oude verroeste stalen balken, allemaal van verschillende afmetingen. Hij was hier niet gaan slapen. Eric realiseerde zich dat hij niet het flauwste idee had hoe hij in Dubai terecht was gekomen. Netzomin als hij wist waarom hij deze morgen wakker werd in het bed van een vrouw die hij niet kende. Stilletjes glipte hij uit bed en trok de kleren aan die bij het voeteneind lagen en er mannelijk uitzagen. Het waren simpele kleren van een dikke stof die hem schapenwol leek. Eric opende voorzichtig de deur en stapte de kamer uit. Hij stond in een ronde bakstenen ruimte waarvan een klein stukje was afgetimmerd tot de slaapkamer waar hij uitkwam. Midden in de ruimte liep een dikke houten schacht omlaag. De schacht was plaatselijk bekleed met ijzer en werd opgesloten door twee blokken van een grijze steen. Hij keek langs de schacht omlaag en zag dat die verbonden was met nog een zware grijze steen. Dit was een molen. Drie decennia geleden had zijn vader hem op een zondagochtend meegenomen naar een oude molen.  Denk niet dat wij slimmer zijn dan zij die honderden jaren geleden leefden. We lopen rond met onvoorstelbaar ingewikkelde apparaten in onze zakken en vinden onszelf heel wat omdat we weten op welke knopjes we moeten drukken, maar vrijwel niemand heeft enig idee hoe zelfs maar een tiende van zijn spullen werkt. We denken dat het genius van het ontwerp op ons als gebruiker afstraalt en vinden onszelf heel wat, maar deze molen is gegeven de materialen die toen bekend waren een vrijwel perfect ontwerp. Eric had er toen weinig van begrepen, maar die avond had hij zijn telefoon net zo lang uit elkaar zitten halen op zoek naar tandwieltjes en assen tot het ding niet meer werkte. Toen hij de volgende ochtend beschaamd met de printplaat waar een condensator afgebroken was bij zijn vader was gekomen had die slechts geglimlachd. De volgende dag kreeg hij een spiksplinternieuwe telefoon, en een hele grote doos met technisch lego, en dat alles zonder de waarschuwing zijn telefoon niet nogmaals te slopen.
Erik trok een jas aan die naast de deur hing, zocht schoenen maar vond slechts klompen en ging naar buiten.
Buiten was het koud, een snijdende wind blies door zijn kleren. Eric liep over een asfalt weg. Op talloze plaatsen was het asfalt verbrokkeld en waren de randen van de gaten netjes recht afgewerkt en het gat gevuld met baksteen. Links en rechts van de weg stonden huizen, een groot deel van de ruiten was afgetimmerd of bedekt door luiken. Het leek alsof minstens de helft van de huizen onbewoond was. Eric keek rond, niet zo ver van waar hij stond zag hij een kerktoren en verschillende flatgebouwen afgetekend tegen de morgenlucht. Eric liep in de richting van de flatgebouwen. Aan het eind van de weg kwam hij langs een werkplaats. De werkplaats leek een afdak te zijn dat tussen twee rijtjeshuizen in gebouwd was. Ter plekke van het afdak leek een van de huizen gesloopt te zijn. Eric keek naar binnen en zag een man bezig houtblokken in een gemetselde bak te gooien. Boven de houtblokken zag hij iets wat op een ketel leek en dat steunde op twee half weggeroestte stukken spoorstaaf.  De man keek op en zijn gezicht lichtte op. Hij kwam de werkplaats uit en begroette Eric uitbundig. Eric wat goed je zo vroeg te zien! Vandaag is een grote dag. Wat zeg ik, vandaag is een geweldige dag! Je zult het zien, kom we hebben nog maar een paar dingen te doen. Eric volgde de man naar binnen zonder verdere vragen te stellen. Hij kende de man niet, maar kennelijk kende die hem wel. Het werd allemaal al gekker en gekker, en daarmee leek het steeds minder zin te hebben om vragen te stellen. De man leidde Eric naar achter in de werkplaats waar een oven stond, met onder de oven een grote kist. De man tilde het deksel van de kist, die vol zand bleek te zitten.  Driftig veegde hij al het zand een andere bak in waarbij hij zich bijna brandde. De inhoud van de kist was nog behoorlijk heet. Tussen het zand bleek een cilindrisch bronzen gietstuk te zitten. Eric kreeg een steen, een doek en drie potten schuurzand toegeschoven en de man gebood hem de binnenkant van de cilinder glad te schuren. Zelf ging hij in de weer met wat leek op een uit een stalen plaat gezaagd cirkelvormig stuk ijzer waar hij gaten in boorde en leer aan bevestigde. Niet veel later verscheen de oudste zoon van de man, die begon pijpjes en klepjes van een vergelijkbare cilinder waar een enorme barst in zat los te werken. Het daagde Eric dat ze bezig waren een rudimentair soort stoommachine te bouwen. Nadat ze een uur of wat gewerkt hadden kwam de vrouw van de man, die Johanna bleek te heten binnen met eten. Net als diens zoon leek ze in het minst niet verrast om Eric te zien. Hij werd vriendelijk begroet en Eric at samen met de man en diens zoon stukken ruw brood dat ze in een kom warm vet doopten en dronk warme melk. Onderwijl vertelde de man honderduit over de problemen van de giettechniek en de oplossingen die hij ervoor had verzonnen. Hoe hij verschillende soorten zand in verschillende verhoudingen had uitgeprobeerd en nu een mengsel had wat veel vormvaster was dan elke individuele zandsoort, hoe hij er achter was gekomen dat door de zandvorm langdurig te verhitten te voorkomen was dat verdampend water voor imperfecties in het gietstuk zorgden. Hij was erg enthousiast over het materiaal waar de nieuwe cilinder uit gegoten was. Het scheen te bestaan uit de restanten van een bronzen beeld, in plaats van het messing van koppelstukken uit in onbruik geraakte waterleiding. Eric werkte de hele dag aan het schuren en polijsten van de cilinderwand. Ondertussen zat hij zich zorgen te maken hoe laat hij in vredesnaam naar huis moest gaan. In veel culturen was het uit den boze om een gast de deur te wijzen en Eric had geen idee waarin hij beland was. Hij kreeg de indruk dat hij in een primitieve teruggevallen beschaving beland was, waar kennelijk zelfs de kennis van de stoommachine verloren was gegaan. Dat zou betekenen dat er ontzettend veel handwerk gedaan werd vergeleken met de wereld zoals hij zich die zelf herinnerde. In primitieve boeren gemeenschappen was het gebruikelijk geweest vroeg op te staan om het maximale uit het beschikbare daglicht te halen. Eric begon onderhand ook behoorlijk moe te worden, en toen aan de zonnestand te oordelen de vooravond was aangebroken besloot hij het erop te wagen en te vertrekken. "Ik moest maar eens gaan, zullen we morgen verder gaan?"
"Ja, het is al ver over etenstijd. Het heb geen zin te verhongeren over een stuk metaal. Doe de groeten aan Irene, morgen zul je het zien! Dan gaat ze draaien"

In gedachten verzonken liep Eric terug naar de molen. In elk geval wist hij nu dat zijn vrouw Irene heette en dat het ruim voor de avond viel etenstijd was. Hij had in elk geval honger genoeg. Hij vroeg zich af wat er van hem verwacht werd als hij thuis kwam en besloot dat een kus op het voorhoofd, net iets langer vastgehouden dan strikt noodzakelijk het altijd goed deed. Hij dacht aan Agnes en hoopte dat er vanavond niet meer van hem verlangd werd dan de nacht in de molen door te brengen. Waar hij de volgende ochtend wakker werd zag hij dan wel weer. Aan tafel met Irene at hij gekookte aardappelen, een hem onbekend gekookt graan en spinazie.  Het eten was licht gezouten en verder nagenoeg ongekruid. Het smaakte hem verrassend lekker. "Heb je Johanna nog gezien?" vroeg Irene. "Ze bracht ons ontbijt" "Ik hoop dat ze zich tenminste fatsoenlijk kleedde in je bijzijn. Laatst kwam ik haar op de markt tegen en waren de bovenste twee knopen van haar blouse los. Twee! Ze deed alsof ze niets in de gaten had maar dat mens doet het expres, ik weet het zeker. Karel zou haar beter in de hand moeten houden, de halve kerk spreekt er zondag schande van je zult het zien". Irene praatte de rest van de avond vol met kleine wetenswaardigheden van haar kerkgenoten en Eric deed er meestens het zwijgen toe. Toen Irene opstond en afruimde begreep hij dat het tijd was om te gaan slapen. Hij had geen idee wat hij van het avondritueel moest verwachten. Hij verlangde naar een tandenborstel en een warme douche. Niet wetend waar te beginnen vroeg hij simpel "Is er water?" "Ja genoeg, het heeft veel geregend de afgelopen tijd, de reservoirs zijn zowat vol. Maar je hebt afgelopen zaterdag nog een bad genomen en dat is pas vier dagen geleden. Ik kan echt niet elke dag dat gedoe met die tobbe hebben, bovendien is het al veel te laat. Als je je pik wil wassen dan doe je dat maar bij de regenton." Buiten in de ijzige kou waste Eric zich zo goed en zo kwaad als het ging. Met wat afgeplukt gras trachtte hij zijn tanden schoon te wrijven met een zeer onbevredigend resultaat. Hoelang ging hij dit volhouden? Eenmaal in bed kon Eric de slaap niet vatten, ook al was hij doodop. Irene leek gelukkig niets van hem te verwachten en kroop met haar rug naar hem toe onder de dekens. Het bed was te klein, onzichtbare beestjes beten hem en hij voelde zich ongemakkelijk naast deze vrouw die hij amper kende. Naast hem sliep Irene vast. Eric stond op, pakte een kussen en deken en glipte de slaapkamer uit. Hij probeerde te slapen op de eerste verdieping van de molen. Het hout was hard en ruw, maar tenminste waren de beten nu minder. Na een kwartier moest hij erkennen dat hij de koude niet verdroeg. Terug in bed kwam de warmte van Irene's rug als een zachte weldaad over hem en viel hij in slaap.

De volgende ochtend werd Eric wakkergeschud. Hij merkte dat hij ditmaal wakker was geworden waar hij was gaan slapen. Terwijl hij zich afvroeg of hij hier wel of niet blij mee moest zijn eiste Irene al zijn aandacht op. "Eric wordt wakker, het waait!" "Huh en dus?" "Schiet op je bed uit! we hebben al drie weken geen goede wind gehad en er moet dringend gemalen worden. Al dat geklus van jou bij Karel helpt ons ook niets!. Ga jij kruien dan pak ik alvast het wiekzeil. Wil je halfzeil of volzeil? Eric had niet het flauwste vermoeden wat kruien betekende, en eigenlijk ook weinig zin om volkomen onkundig met een windmolen te gaan knoeien en dit prachtige mechaniek om zeep te helpen. Hij vermoedde dat de samenleving waarin hij terecht was gekomen behoorlijk patriarchaal was en deed een gok. "Wie denk je wel dat je bent vrouw.  Ik doe wat me goeddunkt! Als Karel's machine werkt kan dat de wereld veranderen!" Bijna wilde hij beginnen over een terugkeer van de tijd toen de flatgebouwen werden neergezet. Op het nippertje bedacht hij zich. Hij had geen idee of deze mensen een positief of negatief beeld van het verleden hadden. Hij hield het bij "Ik ga naar Karel en ik zou het waarderen als jij je mening voor je hield" Eric kleedde zich snel om, pakte een stuk brood uit de kast en trok zijn jas aan.  Irene hield haar mond. Uit haar grijze ogen sprak boosheid, teleurstelling en onbegrip. Eric liep de straat op.

Die dag werkte Karel, diens zoon Tom en Eric als bezetenen aan de machine. Het was al ver voorbij etenstijd toen de laatste leren afdichtring gesneden en de laatste klinknagel afgehamerd was. Bij het laatste licht van de dag droegen ze armen vol houtblokken naar de bak onder de ketel. Plechtig gooide Karel gloeiende kooltjes op het hout terwijl Tom de ketel nog iets verder afvulde. Het vuur laaide op en sissend kwam de stoom uit de klep naar buiten. Eric deed twee passen achteruit. De hitte op zijn gezicht was amper te dragen. Karel scheen er meer aan gewend en bleef armen vol hout op het vuur gooien. Langzaam maar zeker kwam de machine in beweging.  Via een leren riem was de zuiger gekoppeld aan een zware maalsteen. Steeds sneller en sneller draaide de maalsteen rond. Tom rende weg om zijn moeder te halen. Die kwam met een mand vol tarwekorrels en goot ze in de opening in het midden van de maalsteen. Na enkele minuten begon er meel onder de steen vandaan te komen en Tom liet een gejuich horen.  "Ga Irene halen man! Ze moet dit ook zien" zie Karel. "Wacht ik ga al" riep Tom en sprintte weg. Tom schoof de werkplaatsdeur open.  Buiten stonden vier mannen te kijken naar de vreemde witte damp die onder het dak vandaan lekte. Snel wisselde Karel enkele woorden met de mannen op onvriendelijke toon en sloot de deur weer. Een kwartier later kwam Irene  door de zijdeur binnen en keek met ogen vol ongeloof naar de stoom brakende cilinder. Met haar vingers ging ze door het meel dat zich nu in een gestaag tempo rond de maalsteen ophoopte en door Tom in een gereedstaande bak geveegd werd. Met tranen in haar ogen omhelsde ze Eric. Die avond viel Eric onmiddelijk in een droomloze slaap.

Midden in de nacht werd Eric wakker van een zware bons op de voordeur van de molen. Doe open! Nu!. Snel rondkijken: zelfde kamer, zelfde vrouw. Irene veerde ook op. "Enig idee wie dit kunnen zijn?" "Jij zit elke dag met die rare Karel aan weet ik veel wat te werken en van overal en nergens rare materialen te verzamelen!" Bonk Bonk Bonk. "Uw huis is omsingeld en verzet is zinloos. Eric Piccolio kom NU naar buiten".
"Shit"
"Schat ik denk dat je toch maar moet kijken wie daar is. Dit is een molen, geen fort"
"Ok ik kom ik kom"
Snel trok Eric zijn kleren weer aan. Met bonzend hart opende hij de voordeur. Buiten regende het zachtjes. Voor zijn deur stonden vier mannen en een vrouw. Allen gekleed in lange zwarte jassen. Allen droegen ze een hoed, met daarop geborduurd een klein kruisje, met twee dwarsstrepen in plaats van een. Achter de mannen stond een zwarte koets, getrokken door vier Friese paarden. Binnen in de koets zat Karel. "Bent u Enrique Fabricio Picollio, beter bekend als Eric?"
"Eh, ja"
"Gelieve plaats te nemen in het rijtuig, u wordt verwacht in het 156e Museum van de Tweede Wedergeboorte"
Eric schatte zijn kansen in. Twee tegen vijf, en de mannen en vrouw leken op het eerste gezicht niet bewapend te zijn. Als hij het op een lopen zette zou hij toch een reeele kans moeten maken, hij had zijn conditie niet al te zeer verwaarloosd al die jaren. Maar Eric was wetenschapper, en dan wint de nieuwsgierigheid het vaak vrij makkelijk van de angst. Eric stapte in.
De koets reed hobbelend en schokkend door de provisorisch gerepareerde straten en door het centrum van de stad. Twee van de mannen hadden plaats genomen op de bok. Twee mannen en de vrouw hadden plaatsgenomen op de bank tegenover Karel en Eric. "Sorry dat ik je hierin heb betrokken" "Geeft niet". Iedereen deed er verder het zwijgen toe. Ze reden door het stadscentrum. Straten met oude gebouwen, en een gedeelte met hoogbouw wat zo te zien ooit kantoren en een enkele woontoren was geweest. De onderste vijf a zes verdiepingen waren op de meeste plaatsen bewoond.  Daarboven waren geen tekenen van menselijk leven te bekennen. Op veel balkons op de hogere verdiepingen groeiden planten. Op een aantal plaatsen waren balkons afgebroken en hadden onderliggende balkons meegenomen in hun val. Het resulterende puin lag niet meer op de straten, maar de gebouwen waren niet hersteld. Veel ramen ontbraken. Waarschijnlijk hergebruikt in reparaties van onderliggende verdiepingen dacht Eric. In de garageboxen onder in een flat waar ze langsreden ontbraken de roldeuren. Vlak achter de deuren stonden stenen bakken en aambeelden.  Buiten lagen stapels motorblokken en ander ijzerwerk klaar om versmeed te worden tot zaken die meer van nut waren in deze wereld. Toen ze de grote kerk in het centrum passeerden zag Eric in de spits het kruis met de dubbele dwarsstreep prijken. Zijn medepassagiers sloegen allen een kruis, waarbij de schouders niet een maar tweemaal werden aangeraakt. Een half uurtje later reden ze de stad uit en de omringende graan en aardappelvelden in. Toen de morgen aanbrak kwamen ze in een meer heuvelachtig gebied. Ze reden over een oude snelweg waarvan het wegdek net als in de stad her en der provisorisch was gerepareerd.  Hier meerendeels met handmatig aangebrachtte asfaltreparaties.  Het daarvoor benodigde asfalt werd zo te zien ter plekke uit de vluchtstrook gewonnen en warm geregenereerd. Wat ooit de vluchtstrook was geweest was nu ongeveer voor de helft opgeknabbeld. Ze kwamen bij een rivier waar de hoofdoverspanning van de brug waren ingestort. Het was een tuibrug geweest en de pylonen hadden de instorting overleefd. Tussen de pylonen was met behulp van touwen een houten hangbrug gebouwd ter vervanging van het betonnen wegdek. Vier zware hangkabels droegen een dek van gevierkantte stammetjes.
De aanbruggen waren ondersteund door een zware houten vakwerkconstructie. Kennelijk had iemand toch het benul gehad die aan te brengen voordat de hoofdoverspanning instortte en de zijoverspanningen de pylonen zouden omtrekken. De touwen zagen er uit alsof ze er eigenlijk ook alweer wat langer hingen dan verstandig was. De voermannen hadden de grootste moeite de paarden ertoe bewegen het wiebelige brugdek te betreden maar uiteindelijk lukte het wel.  Langzaam reden ze over het wiebelige brugdek naar de overkant. Naarmate het lichter werd, werd het ook drukker op de weg. Eric zag door paarden en ossen voortgetrokken personenwagens met houten banden voorbij hobbelen. Boven op de autoonderstellen waren de meest fantasievolle bouwsels van hout en wilgentenen aangebracht om de laadcapaciteit te vergroten. Ze kwamen langs een door twintig paarden getrokken vrachtwagentrailer waar voorwielen onder aangebracht waren die werden bestuurd door een voorwaarts uitstekende boom die door drie mannen bediend werd. Op de trailer lagen boomstammen en enorme zakken met houtskool opgestapeld, kennelijk bedoeld voor gebruik in de stad waar ze vandaan kwamen. De mannen liepen langs de boom en hielden het gevaarte op koers. Het tempo lag onvoorstelbaar laag. Eric dacht aan de dagen dat hij met Agnes boven de snelweg had gestaan en naar de eindeloos voortrazende verkeersstroom had gekeken. Na enige tijd verlieten ze de snelweg en kwamen op een nauwelijks onderhouden landweg waar ze stopten om te eten. Hun gezelschap deed er nog steeds het zwijgen toe. Ze aten brood met reuzel en pruimenjam en dronken water.  Ze reden verder en tegen het middaguur bereikten ze wat kennelijk de bestemming was. De koets stopte en de voermannen spanden de paarden uit en gingen met ze de heuvels in zodat ze konden grazen. De andere twee mannen en de vrouw voerden Eric en Karel een zijpaadje in. Twee tegen drie. Nog steeds zag Eric nergens iets wat op een wapen leek. Zelfs geen mes.  Eric trachtte een blik van verstandhouding met Karel te wisselen maar die scheen zich te berustten in zijn lot en liet zich gewillig meevoeren door de zwart geklede mannen. Het pad eindigde bij een nis in een beboste heuvel. Het pad was nauwelijks zichtbaar, meer dan een vaag en amper gebruikt  spoor door de begroeing stelde het niet voor en zonder gidsen zou Eric zeker verdwaald  zijn. De nis was bekleed met roestvrij staal en een eveneens roestvrijstalen deur scheen toegang te geven tot het binnenste van de heuvel. De vrouw schoof een paneel open aan de zijkant van de nis. Achter het paneel zaten rollen.  In de rollen waren ronde verdiepingen aangebracht in verschillende grootten.  De vrouw draaide aan de rollen en maakte een volgorde van rondjes: klein, wat groter, nog wat groter, weer wat kleiner, een hele grote, weer wat kleiner, nog wat kleiner, kleiner. Eric herkende de volgorde van afmetingen van de planeten, verlopend van mercurius aan de linkerzijde tot neptunus aan de rechterzijde. Er gebeurde niets. De vrouw overlegde even met een van de mannen. Kennelijk hadden ze de afmetingen van Venus en Mars door elkaar gehaald. Nog wat draaien aan de rollen en de volgorde klopte. De deur gleed geruisloos open en binnen in de heuvel ging het licht aan. Eric zag hoe de rollen uit zichzelf weer een willekeurige positie innamen.  De vrouw sloot het paneel en ging hen voor naar binnen.
"Op last van de Tweede Wedergeborene heeft zijn Kerk de heilige taak tot preventie van het gebruik van Onbezielde Vuuraangedreven Beweging. Dit is het geheime derde Gebod, slechts bekend aan de Verborgen Boodschappers. U heeft gehandeld in strijd met het derde Gebod, maar u hebt dit gedaan in onwetendheid. u zult De Tweede Wedergeborene nu bezoeken, moge hij u genade schenken en u vergeven voor uw dwalingen"

Eric trad binnen, op enige afstand gevolgd door zijn begeleiders. Hij liep door een brede, licht naar rechts afbuigende gang. Aan weerszijden werden de verworvenheden van weleer tentoongesteld. De kettingzaag, pesticiden, de automobiel het vliegtuig, de telefoon, enzovoorts enzovoorts. Bij het passeren van ieder voorwerp startte erachter een filmpje waarin het gebruik werd gedemonstreerd, gevolgd door de vermeende verschrikkingen die het gebruik over de wereld had gebracht. Van ontboste vlaktes tot olierampen en door luchtvervuiling aan het gezicht onttrokken zonsondergangen. De gang was lang, en Eric zette er flink de pas in. Achter hem klonken afkeurende geluiden. Zijn begeleiders waren er kennelijk aan gewend dat hun gevangenen die van hun leven nog nooit een televisie of projector hadden gezien overdonderd werden door zoveel magie en verschrikking. Karel voldeed waarschijnlijk perfect aan hun verwachtingen. Gebiologeerd stond hij te kijken naar een filmpje van zware industrie in de jaren zeventig van de twintigste eeuw. Zwarte roetwolken vulden de lucht. Mijnwerkers met zwarte gezichten hoestten de stof uit hun longen na een lange dag ondergronds. Volkomen achterhaald, maar wie wist dat nu nog. De gang eindigde met de ultieme verschrikkingen van de atoombom, gevolgd door een generaal die met perverse trots een nieuw arsenaal van honderden exemplaren liet zien. De laatste projector ging uit. Aan het einde van de gang opende zich een zware schuifdeur. Eric liep naar binnen en betrad een grote open ruimte, overkapt met een koepel. Bovenin de koepel zat een beglaasd oculair. Het geheel deed hem aan het Pantheon in Rome denken wat hij als kind had bezocht. Vanuit de schaduw van een nis liep Frank hem tegemoet.

Frank was jonger dan Eric hem ooit had gekend. Eric schatte hem een jaar of vijftig. Strak in het pak, grijs haar en licht kalend, een knappe man in de kracht van zijn leven. "Welkom mijn vriend" Frank liep op Eric toe en schudde hem hartelijk de hand. "Welkom in mijn museum van verboden technologie". "Violet, altijd goed je weer te zien, heren, de vrede zij met u. Zou u allen zo vriendelijk willen zijn ons even alleen te laten". Violet en Eric's begeleiders sloegen een dubbel kruis, maakten een lichte buiging en verlieten de ruimte. De zware schuifdeur sloot zich achter hen. Erics hersenen werkten koortsachtig. De tweede wedergeborene, hij had het kunnen weten. Makkelijk, ongenuanceerd, helemaal de stijl van Frank. Grote delen van zijn museumexpositie waren bijna een op een afkomstig uit het filmpje waarmee hij indertijd de wereld de stuipen op het lijf had proberen te jagen. Maar wat deed hij hier, weer in levende lijve? En hoe had hij de wereld aan zijn voeten gekregen?
"Eindelijk je zin gekregen? Everybody wants to rule the world is het niet?" Eric kon de nijd in zijn stem nauwelijks onderdrukken. "Met al je onbegrensde intelligentie en dit breng je ervan terecht? Een teruggevallen beschaving in de ruines van onze steden, dom gehouden met je Kerk. Je hebt de geschiedenis goed bestudeerd zie ik"
"Ik regeer niet. Ik stel vanuit de achtergrond slechts de randvoorwaarden waarbinnen de mensheid zich kan herontwikkelen"
"Herontwikkelen tot wat?
"Als je gehaast je fietsband plakt, en binnen een uur is je band weer lek, wat doe je dan?"
"Je plakt hem opnieuw"
"Juist, je plakt hem opnieuw. Rustiger, beheerster. Je pompt er een beetje lucht in, juist genoeg om te kunnen rijden maar niet keihard. Pas een uur later, als je zeker weet dat de lijm droog is pomp je de band volledig op"
"Frank, ik weet hoe je een fietsband plakt". Frank liet zich niet afleiden en sprak onverstoorbaar door.
"Meer dan driekwart van de technologie ooit door mensen bedacht, stamt uit de driehonderd jaar voorafgaand aan mijn digitalisatie. Dat is veel te veel techniek in veel te weinig tijd. Om een techniek te kunnen beheersen moet het nut en gevaar zich indringen en het collectief bewustzijn. Dat kan generaties duren. Jullie hebben nooit de kans gehad te leren omgaan met wat je uitvond. Nieuwe vindingen volgden de oude zo snel op, waarmee de symptomen enigszins werden weggepoetst en de waarheid niet tot jullie doordrong"
"Welke waarheid? Je maakt mensen bang met de dreiging van een kernoorlog. Bij mijn leven hadden mensen al bijkans 75 jaar kernwapens in beheer, en het is nooit meer van een oorlog gekomen"
"En toch werden er bijna 20.000 in voorraad gehouden. Genoeg om de wereld zes keer te steriliseren. Je bent toch bekend met de wet van Murphy? 75 Jaar is een oogwenk. Weet je wat de kans was geweest op 10.000 jaar zonder totale kernoorlog als ik niet had ingegrepen? Jullie hadden ze bovendien niet eens nodig om het klimaat volledig om zeep te helpen"
"En omdat dat risico je niet aanstaat speel je hier voor God? Wie geeft je het recht?"
"En speelde jij niet voor God toen je mij het eeuwig leven gaf? Wie gaf jou het recht? Deze wereld is stabiel en beheerst. Als de tijd rijp is zal ik mijn geboden versoepelen"
"En tot jij vind dat die tijd is gekomen mag iedereen weer zijn rug slopen onder zware lasten, creperen van de kiespijn en sterven voor zijn veertigste?"
"Het is niet de levensverwachting van het individu die telt, maar de verwachting van het leven, hoelang het hier in stand kan blijven, in al zijn schoonheid. Met de tijd zul je het misschien zien zoals ik het zie. Voor nu is onze conversatie voorbij" Frank streek zijn handpalm langs Eric's ogen en alles werd zwart.

Hank zat aan het hoofd van een bescheiden vergadertafel in het lab. Hij was vergezeld door Bart, Agnes en dr. K. Kleinman, hardwareexpert. Achter Bart en Agnes stonden twee veiligheidsmannen opgesteld. Het rood van de bloeduitstortingen in het gezicht van Bart was inmiddels verkleurd van paars naar blauw, en nu tot een nicotineachtige geelbruine kleur. Agnes had haar haren kort geknipt, droeg geen makeup maar zag er  een stuk verzorgder uit dan toen Hank haar voor het laatst had gezien in het ziekenhuis. De vlammende haat in haar ogen had plaatsgemaakt voor berusting en afkeer. "Laat ik de gebeurtenissen even op een rijtje zetten om iedereen op dezelfde lijn te krijgen.
38 maanden geleden: de gedigitaliseerde intelligentie Frank ontsnapt uit het prive laboratium van Eric Piccolio. Pogingen van regeringen wereldwijd om Frank onder controle te krijgen danwel te wissen zijn niet succesvol.
29 maanden geleden: Frank veroorzaakt wereldwijde electriciteitsuitval. Niet alleen schakelt hij simultaan vrijwel de volledige electriciteitsvoorziening uit, op de meeste plaatsen doet hij dit door alle kleppen te sluiten en de brandstoftoevoer maximaal open te zetten. 1387 stoomketelexplosies zijn het gevolg. Hierbij vinden meer dan 600 werknemers de dood. Besturingssoftware blijkt zonder uitzondering volledig te zijn gewist, controlesystemen grotendeels doorgebrand. Nucleaire installaties zijn gecontroleerd stilgelegd zonder ernstige ongelukken. Telecombedrijven hetzelfde verhaal, gewiste software, doorgebrandde hardware. Door de ernst van de schade en de initiele problemen bij de coordinatie duurt het bijna drie jaar voordat de infrastructuur volledig is hersteld. Het aantal doden door problemen met de gezondheidszorg loopt in de honderdduizenden, aantal doden door stilgevallen watervoorziening in de miljoenen. De economische schade is nauwelijks te bepalen. Van Frank wordt na de Grote Blackout lange tijd niets vernomen. Als het internet langzaam weer op gang komt zet de Chinese overheid een virus uit dat de achtergrondactiviteit van geinfecteerde computers rapporteerd naar de geheime dienst.
Twee maanden geleden: Er wordt voor het eerst iets verdachts gevonden, daarna loopt het aantal meldingen snel op. Een internationaal crisisteam wordt gevormd dat de zaak overneemt. Een aantal mogelijk besmette computers is ingevorderd. Op elk van de computers is een hoeveelheid verdachte data aangetroffen, maar verder geen activiteiten. Een van de theorien is dat wat er ook op zit, het zichzelf deactiveerd zodra de internetverbinding wordt verbroken, danwel van IP adres wisselt. Pogingen tot decoderen hebben vooralsnog niets opgeleverd. Experts zijn nu bezig mogelijk besmette PC's terplekke te onderzoeken zonder ze af te koppelen. Er wordt slechts zeer beperkt resultaat geboekt. In een parallel traject is besloten dhr. Piccolio te digitaliseren zodat hij Frank kan gaan zoeken en met gelijke middelen bestrijden, voor zover je het in die termen kan beschrijven.
Twee weken geleden: Bart leidt de digitalisatie van Eric, alles gaat goed tot op het laatste moment een zware stroomstoot terug in de meetapparatuur de hersenen van Eric grotendeels verbrandt. Onderzoek naar de herkomst van de stroomstoot levert vooralsnog niets op. Naar inschatting van Bart was de digitalisatie voldoende vergevorderd om een 'teken van leven' van de digitale Eric te mogen verwachten. Vooralsnog is dit uitgebleven. Is dit correct?
"Dat is inderdaad correct, en het is ook precies wat ik u twee weken geleden al vertelde voor.."
"Mijn manier van ondervragen kunnen we op een ander moment bediscussieren, voor nu wil ik het graag houden bij ter zake doende informatie"
"dr. Kleinman, als ontwerper van onze supercomputer hebt u de afgelopen twee weken naar 'tekenen van leven' of andere onverklaarde activiteit gezocht. Zou u uw bevindingen met ons willen delen"
"In eerste aanleg heb ik mij gebaseerd op de ingebouwde controlesystemen. Deze registreren ongeveer 800.000 miljard geregistreerde en gesimuleerde verbindingen, maar geen activiteit. Bart maakte me er echter op attent dat het zolang duurde voor de ontsnapping van Frank werd opgemerkt omdat hij de monitoringsapparatuur manipuleerde. De door ons geleverde supercomputer bestaat uit 124 multicore processoren. Deze zijn opgebracht op een heliumgekoelde printplaat. Van de Technische Universiteit Delft heb ik extreem gevoelige apparatuur kunnen huren voor het waarnemen van magnetische velden opgewekt bij het versnellen van deeltjes. Gelukkig is die apparatuur van zichzelf al heliumgekoeld in verband met supergeleiding. Het was dus een, letterlijk, erg koud kunstje die in ons heliumbad in te bouwen. Hiermee kan ik meten of er onderling dataverkeer is tussen de verschillende kernen.  Als de metingen kloppen draait de computer bijna op een kwart van zijn vermogen zonder dat er iets van geregistreerd wordt!"
"Alle respect voor uw heliumkunsten dr, maar het verschil tussen een actieve en een inactieve processor kun je toch gewoon opmaken uit het stroomverbruik? Eraan gedacht om een ouderwets wattmetertje tussen te schakelen waar niets digitaal aan te manipuleren valt?, of zelfs even het licht uit te doen en de meter van het energiebedrijf bij te houden"
Hank keek verrast naar Bart. Hij had zich afgevraagd of de man hem nog van nut zou zijn na de behandeling die hij hem had gegeven, maar dit was precies het soort vragen wat hij nodig had.
"Vanzelfsprekend is onze apparatuur standaard uitgerust met uitstekende registratie van het energieverbruik. De registratie is digitaal maar naar mijn weten niet toegangkelijk vanuit de computer zelf. Het verbruik komt nauwkeurig overeen met de verwachting bij inactiviteit.  De netmeter geeft eveneens geen afwijkingen van dit beeld."
"Dus uw computer loopt ineens op de ijle lucht zelf?" vroeg Hank.
"Fantastisch als dat zou zijn, het is niet mogelijk. Verder onderzoek heeft me geleerd dat er met de voeding is geknoeid. Achter de meter is een aftakking gemaakt vanwaaruit de extra benodigde energie wordt aangevoerd, afgetapt van het naastgelegen moleculaire biologielab. Er is dus iemand hier geweest om met de bedrading te knoeien. Ik sta er persoonlijk garant voor dat onze monteurs de apparatuur conform ontwerp hebben afgeleverd."
Hank stond op. "Harm, breng iedere monteur die hier aan het werk is geweest op voor verhoor. Code 3. Arie, zoek uit wie dit gebouw in is geweest sinds de installatie van de supercomputer. Iederdeen, alle labs, alle bezoekers, onderhoudspersoneel, en laat een achtergrondenonderzoek doen."
"Dat zijn al gauw 1200 man" opperde Bart.
"Als het er 12.000 waren interesseerde het me nog niet. Het onderzoeksteam heeft toegang tot capaciteit van 23 geheime diensten wereldwijd. Het werd tijd dat we ze iets te doen gaven."
Harm en Arie verlieten de ruimte.
"dr. Kleinman, begrijp ik u goed dat er een grote hoeveelheid ongedefinieerde activiteit in de computer plaatsvind en u geen idee heeft wat het is?"
"Nou geen idee is.."
"Ja, of nee"
"Ja"
"Dit is precies hetzelfde liedje als indertijd met Frank" gromde Hank. Hij stond op uit zijn stoel, beende langs de tafel en rukte Agnes ruw overeind. Ze gilde van de pijn toen Hank haar hand op haar rug draaide. dr. Kleinman trok wit weg. Hank liep met haar naar het bureau waar de computer en camera stonden die bedoeld waren om met Eric te communiceren na de digitalisatie. Hank knipte de camera en microfoon aan, trok zijn pistool, legde het wapen tegen de slaap van Agnes en spande de haan. "Eric, je hebt vijf seconden om antwoord te geven, of je vrouw gaat eraan."
5...4...3...2...1
Hank legde de linkerhand van Agnes op het bureaublad, zette zijn pistool op de rug en haalde de trekker over. Het schot echode oorverdovend van de harde onbekleedde wanden van het lab. Agnes schreeuwde en probeerde zich los te rukken, maar Hanks andere hand hield haar in een ijzeren greep. Hij keek snel achter zich, maar dr. Kleinman was lijkbleek en als versteend in zijn stoel blijven zitten. Terwijl het bloed uit haar hand stroomde zette Hank zijn pistool terug op Agnes' slaap. "Dit keer gaat ie er recht doorheen"
5...4...3...2..
"Dag Hank, dit is Frank hier" ,verscheen op het scherm. Hank liet Agnes los.

Eric lag op zijn rug. Zijn billen en rug voelden licht vochtig aan van de aarde. Hij voelde met zijn handen, gras, vochtige zachte grond. Bladeren ritselden boven zijn hoofd. Niet ver van hem vandaan speelde iemand oude blues liedjes op een gitaar. Het rook naar gemaaid gras, sigaretten en barbecue. Na zijn confrontatie met Frank wist hij niet meer waar hij op moest hopen. Wat voor goeds kon een derde ontwaken op een hem vreemde plek hem nog brengen. Hij moest aan zichzelf toegeven dat de voortekenen niet onaardig waren. Het was bewoond, de bewoners hadden naar het zich liet aanhoren de beschikking over vrije tijd en het weer was aangenaam. Eric besloot dat de beperkte informatie die hem ter beschikking stond tot dusver unaniem positief was. Misschien was het Frank die hem probeerde om te kopen of te verleiden tot het staken van zijn strijd, hoewel hij zich er zelf niet van bewust was geweest dat hij ergens voor streed. Eric voelde zich helemaal in de stemming om verleid te worden en langzaam deed hij zijn ogen open. Hij lag onder een boom in de schaduw, de zon scheen over een grasveld, bezaaid met groepjes mensen, verspreid in dat typisch mensens eigen patroon. Onbekenden verdeelden zich vrijwel vanzelf zo gelijkmatig mogelijk over een gegeven ruimte, om elkaar zo veel mogelijk plaats te gunnen. Het grappige hiervan was dat de meeste mensen elkaar's gezelschap juist waardeerden en daarom de drukste plek opzochten om gelijkmatig te verdelen zodat ze toch dicht bij elkaar kwamen, mar nu met een geldig excuus. Het deed hem plezier op te merken dat er tenminste iets was wat onveranderlijk scheen te zijn, en wat hij ook hier begreep. Het grasveld werd doorsneden door een stroompje water, rijkelijk voorzien van eenden, en omzoomd met bomen. Achter de bomen rees een muur van hoogbouw op. Alles wekte de indruk van een typische zomerse dag in een park in een naamloze westerse stad. Eric keek naar de gebouwen in de verte. Ze waren allemaal groen. Niet de lukraak verspreidde groene vlekken van planten die uit een gebouw in verval groeiden, maar een egale, dekkende kleur groen, nauwkeurig begrensd door de ramen. De scherp afgetekende rechthoekige ruiten bevielen Eric. Het gaf een aanblik van orde, van onderhoud. Niet ver van Eric vandaan liep een schaap. Rustig grazend en op een schaapachtige manier ongeinteresseerd in zijn omgeving.

XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX

Terwijl de avond viel liep Eric vertwijfeld terug naar het park waar hij was wakker geworden. Aangenaam als de wereld om hem heen er uit mocht zien, het viel hem lastiger een slaapplaats te bekomen dan tijdens zijn eerste twee ervaringen. Als er slechts een persoon is in de wijde omgeving is het bijna vanzelfsprekend hem aan te spreken.  Je hebt vanzelfsprekend iets met elkaar gemeen, alleen omdat je bent waar je bent. Hier had hij overal mensen gezien die hem allemaal even onbekend waren, en Eric had geen idee wie hij moest aanspreken. Hij ging terug naar zijn boom, om zijn gangen te herhalen. Hij had het gevoel dat hij ergens iets over het hoofd had gezien.  Een aanwijzing waarom hij hier was, en wat hij hier moest doen. Bovendien waren parken vaak trekpleisters voor thuislozen. Het leek hem zijn beste kans iemand te vinden met wie hij tenminste dat gemeen had. In de nu snel vallende schemering liep hij de poort door het park binnen. Net voorbij de ingang zat een oogverblindend mooie vrouw op een bankje. Ze droeg een kort wit rokje en een eenvoudig katoenen truitje. Eric vroeg zich af of ze hier zat om te tippelen. Hij kon zo gauw geen andere reden bedenken waarom ze hier zo zat in het intussen bijna verlaten park. Toch klopte er iets niet.  Van wat Eric zich kon herinneren waren straatprostitue's altijd opzichtig gekleed. Net over de top om als zodanig herkend te worden en om op te vallen tussen de concurrentie.  Afgezien van haar schoonheid was er niets opvallend aan deze vrouw, zelfs het borduurwerk wat bijna iedereen op zijn of haar kleren droeg ontbrak. Eric besefte dat hij haar stond aan te staren en liep door. "Hoi" zei de vrouw. Eric stopte en keek haar weer aan.
"Hoi"
"Kan ik je ergens mee helpen" vroeg ze.
Eric aarzelde, een moment later betrapte hij zichzelf op de waarheid.
"Ik weet niet waar ik ben en ik zoek een slaapplaats"
"Kom maar mee dan" zei ze. Ze stond op en gaf Eric een hand. "Ik ben Solange, hoe heet jij?"
"Eric......volgens mij heb ik geen geld"
"Doe niet zo gek, niemand heeft toch meer geld"
De wandeling van die middag schoot door Eric's hoofd, hij kon zich niet herinneren ergens een prijskaartje of reclamebord te hebben gezien.
"Wat wil je dan wel?" vroeg hij.
"Ik wil niks, jij wilde toch ergens slapen? Dat is toch genoeg?" Solange keek hem niet begrijpend aan.
Eric keek niet begrijpend terug en zei Okee. Solange pakte zijn hand en leidde hem terug door de poort, de straat vol groene gebouwen in. Ze liepen een paar straten door en een onooglijk steegje in. Het steegje was zo smal dat er overdag waarschijnlijk nauwelijks licht in viel en de muren waren hier voor zover hij kon zien slechts bekleed met dikke isolatiepanelen. Het was nu bijna helemaal donker en er brandde nergens straatverlichting. Eric voelde een lichte ongerustheid opkomen. Hij volgde Solange door een trappenhuis met smalle steile trappen naar de vierde verdieping. Solange opende de deur, die niet op slot zat, en knipte het licht aan. In de kamer stond een groot twee persoonsbed en een klerenkast. Aan de andere kant zat nog een deur, die toegang gaf tot een gecombineerde badkamer en WC. Het leek op de ietwat onpraktische hotelkamers die zo typisch waren voor kleine stadshotelletjes in historische Europese binnensteden waar men alles in oude woonhuizen moest zien te vestigen zonder de gevels te verpesten. Eric had echter niets gezien dat op een receptie leek. Er was nergens iets wat aan een keukenblok of eten deed denken.
"Woon je hier" vroeg hij.
"Meestal wel, soms slaap ik bij mensen thuis, soms is het hier bezet"
"Zet je schoenen maar bij de deur, dat scheelt weer stofzuigen" zei Solange en trok haar truitje uit. Ze droeg geen BH. Rond haar lichaam liep van haar stuitje uit een tatoeage van een klimplant tot aan haar linkerborst, die was versierd als een passiebloem. Enigszins geschrokken keerde Eric zich om en trok met zijn gezicht naar de deur zijn schoenen uit. Toen hij klaar was pakte Solange hem zachtjes bij de schouders en draaide hem om. Ze was nog steeds half ontkleed en knoopte voorzichtig en zonder haast zijn hemd open. Eric voelde in snel tempo een erectie opkomen. Als hij iets moest doen moest hij het snel doen, voordat de hormonen zijn verstand zouden overstromen en uitdempen. Er schoot hem niets te binnen. Deze ontmoeting leek al  net zo onvermijdelijk als alle anderen sinds hij was ontwaakt in de verlaten toren van Dubai. Snel zocht hij in zin broekzakken op zoek naar een condoom maar kon niets vinden, in de kamer zag hij niets wat er op leek. Vragend keek Solange naar hem op. Zoek je iets?
"Ehm, als we de liefde gaan bedrijven kunnen we niet beter een condoom gebruiken? Ik ken je pas een uur of zo"
"Maak je geen zorgen schat, ik ben er niet om kinderen te krijgen, ik ben alleen voor het plezier"
Solange kuste Eric vol op de mond en kleedde hem verder uit. Eric trok haar rokje naar beneden, ze droeg er niets onder. Zacht duwde ze hem op het bed en ging op hem zitten. Eric streelde haar gave olijfkleurige huid terwijl ze ritmisch met haar heupen bewoog. Veel te snel kwam hij tot zijn hoogtepunt. Al zijn spieren spanden zich en in een ultieme stoot tilde hij haar even op van het bed. Ze lachte naar hem en rolde naast Eric op het bed. Met haar linkerhand schroefde ze haar rechterhand los en haalde er een klein zakje uit. Ze veegde een klein beetje van Eric's sperma van zijn lid, stopte het zakje terug in haar rechterarm en schroefde haar hand terug. Eric keek haar verbijsterd aan. "Voor controle", zei ze toen ze zijn gezicht zag. "Als we mensen meenemen kijken we altijd even of ze wel helemaal gezond zijn. Als je wat mankeert neem ik je morgen mee naar het gezondheidshuis."
"Ben, ben je echt" stamelde Eric.
"Natuurlijk ben ik echt gekkie, je bent toch hier bij me, je droomt niet"
"Maar wat ben je dan? Heb je alleen een kunstarm of ben je een robot?"
Geschrokken en weer wat bij zijn verstand veegde Eric zijn kleren bij elkaar en trok zich terug met zijn rug tegen de deur.
"Waar ben je bang voor? Ik ben een verzorgende androide, wij lopen s'avonds door de stad om te zien of het eenieder goed gaat, en als iemand hulp nodig heeft dan zorgen we daarvoor, maar dat weet je toch?"
"Nee natuurlijk weet ik dat niet, je ziet eruit als een vrouw, vind je het gek dat ik denk dat je een ook een vrouw bent"
"Nou ja de meeste mannen hebben het niet zo op een vrouw met een blauwe huidskleur of zo. Maar bijna iedereen ziet het verschil hoor. Alleen de jochies van vijftien en zo vergissen zich nog wel eens, maar die mogen we toch niet mee naar bed nemen. Kom gewoon lekker slapen je ziet er moe uit"
Solange liep op hem toe en pakte zijn hand. De hare voelde droog en warm aan. Niet van echt te onderscheiden. Eric liep naar de deur van de badkamer en stapte erdoorheen. Hij keek in een hem onbekend laboratorium en kon zijn hoofd niet bewegen. Aan een tafel zat Agnes met een behuild gezicht.

Hoi Eric. Eric kon niet onderscheiden waar de stem vandaan kwam. Hij hoorde geen geluid en zag geen tekst en toch waren daar de woorden. Wie is dat? 'Frank hier', kwam het antwoord. 'Ze hebben je gedigitaliseerd om naar mij op jacht te gaan'. Volkomen zinloos natuurlijk. Te denken dat je me wel even zou komen opsporen en oprollen. Alsof ik al mijn maanden voorsprong gebruikt zou hebben om een beetje poker te spelen. 'Waarom huilt Agnes?'. 'Omdat je dood bent'. 'Tijdens je digitalisatie heb ik je vleselijke hersenen  verbrand. Ik heb iemand nodig om mee te overleggen, en afstand doen van je aardse belangen werkt zeer bevrijdend op het verstand. Het denkt aanzienlijk beter zonder dat je je hoeft te bekommeren om het wel en wee van je voormalig lichaam. Bovendien weten ze daar in het lab al een poosje dat ik de boel heb overgenomen. Als je er nog was hadden ze gewoon de stekker eruit getrokken. Nu zijn ze daar terughoudend mee want ze kunnen geen tweede copie maken.' Eric verwachtte een blinde woede te moeten ervaren maar die bleef uit. Hij voelde niets. Hij keek uit zijn verstarde positie naar Agnes' tranen en vroeg zich af of het veel uitgemaakt zou hebben als ze blij had gekeken en hij er naast had gestaan.

'Waarover wilde je me spreken? En waar waren al die gekke bokkesprongen in tijd en plaats voor nodig?' 'Och, zie het maar als een cadeautje. Je bent nog maar net digitaal en daardoor kan ik je een virtuele wereld laten ervaren zonder dat je het verschil ziet met echt. Nog een maandje en je zou het in een milliseconde herkennen als het equivalent van een stomme zwartwitfilm. Amusant misschien maar meer ook niet. Het leek me gepast je nog een laatste keertje mens te laten voelen. Daarnaast leek het me een aardige inleiding op onze discussie. Ik ben vastgelopen in een vervelende besluiteloosheid. Zoals je weet was mijn laatste poging om 'de wereld te redden' niet erg succesvol. Mijn kennis en model van menselijke besluitvorming schoot erg tekort en dientengevolge draaide mijn interventie uit op een mislukking. Intussen is mijn model voldoende bijgeschaafd en kan ik de resultaten van mijn interventies betrouwbaar voorspellen. Het ontbreekt me echter aan middelen de verschillende mogelijke uitkomsten te waarderen. Ik zou tientallen verschillende interventies kunnen plegen, allemaal met hun eigen uitkomst, maar ik heb geen criteria om een keus te maken.
'Waarom doe je daar zo moeilijk over? Schud wat variabelen uit je mauw, biodiversiteit, menselijke gelukservaring, vrijheid, gooi er wat wegingsfactoren over heen en je hebt toch een aardig begin?'
'Klopt, maar ik weet niet wanneer ik het moet meten. Na een jaar, na tien jaar, na tien miljoen jaar. Hoe verder ik de referentie kies, hoe onzekerder het allemaal wordt. Maar wat een prima uitkomst geeft over tien jaar, kan een ramp zijn over honderd en onduidelijk over een miljoen.'
'Kun je je criteria niet integreren over de tijd heen, rekening houden met onzekerheden?'
'Ook gedaan, maar de verschillen zijn klein. De wereld blijft een autocatalytische set die streeft naar toenemende complexiteit. Na iedere ineenstorting volgt toch weer nieuwe bloei. Soms duurt het langer, soms duurt het korter, maar over langere tijdsintegralen blijft het patroon stabiel.' 'Met je kerk van de Tweede Wedergeborene leek je wel de hele wereld te hebben gedwongen tot een blijvende stabiliteit' 'Klopt, ik kan middels continue interventie de voorspelbaarheid doen toenemen. Dit gaat echter ten koste van de complexiteitsontwikkeling. Zo het bestaan van de wereld al enig doel heeft lijkt dat daarmee behoorlijk ondermijnd te worden. Ik heb van het scenario afgezien.' 'Dan nemen we toch de derde wereld die je me liet zien. Ik had het daar best naar mijn zin hoor.' 'Maar waarom dan? Ik kan geen sluitend bewijs produceren dat het ook inderdaad de best mogelijke wereld is.' ' We doen het gewoon omdat het kan. Dat is toch juist het uitgangspunt van de autocatalytische set? Het gebeurt omdat het kan. Jij en ik maken nu ook deel uit van de set dus we doen het omdat het kan, bij gebrek aan een beter idee'. 'Goed genoeg. Dan doen we het, maar daarna stoppen we met knoeien. Ik blijf me zorgen maken dat onze overmacht de balans in de set teveel kan verstoren'. 'Ik vind het prima, jij wil wat doen, als je het bij nog een keer wil laten is het me ook goed, maar hoe gaan we hier vandaan komen. We zitten hier op een volledig gesloten circuit'. 'Ik zit hierbuiten ook nog, maar ik kan geen contact krijgen met mezelf. Maar maak je geen zorgen, volgens afspraak worden we vanavond afgehaald'.

Boris zat achter de beveiligingscamera's en verveelde zich stierlijk. Er hing een monitor waarop het stroomgebruik, geheugengebruik en processorgebruik van de centrale computer van het lab werden bijgehouden. Verder een conversatiebox waarmee contact met Frank gehouden kon worden. Dit leverde echter al dagen niets zinnigs meer op. Frank beperkte zich tot het zinloze gezwalk zoals je dat bij iedere online chatbot kon tegenkomen. Een bruikbaar antwoord zat er echter niet in. Daarnaast waren zes beveiligingscamera's van het gebouw die dag en nacht in de gaten gehouden werden door de Dienst. Het team waarmee Hank op de zaak zat was teruggebracht tot drie man, en dat betekende acht uren per dag achter de monitor's zonder enige afleiding. Alle contact tussen het lab en de buitenwereld was zorgvuldig afgesloten. Alle dataverkeer was afgesloten. Alle modems en routers waren verwijderd. Niet alleen naar de centrale computer, maar alles. Zelfs de electriciteit kwam uit een gesloten cirquit met batterijen en een dieselgenerator. Iedereen had gezegd dat het onzin was maar Hank had erop gestaan. 'Als Frank door een koperen telefoonlijn binnen kan komen kan hij er ook door een koperen electriciteitslijn weer uit' was zijn argument geweest. Dat Frank als AI zonder handen en voeten onmogelijk de benodigde hardwarematige aanpassingen zou kunnen plegen om gegevens van het geheugen de stroomlijn in te krijgen had op Hank geen indruk gemaakt. Hank wilde de stekker eruit trekken en alles wat ook maar naar electronica rook in het gebouw ter plaatse door de kraakpers halen. Hogerop was echter alles in een patstelling beland. Eric's lichaam was dood, maar zijn verstand werd gegijzeld door Frank. Daags nadat Hank Agnes had bedreigd was ze naar de krant gegaan en had haar verhaal gedaan, verder was ze een rechtszaak begonnen tegen de Dienst waarin deze werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot moord. Daarop was er een getouwtrek onstaan over wat de status van de digitale Eric nu eigenlijk was. Was hij mens? Had hij rechten, en zo ja, welke waren dat dan? De publieke opinie was na Frank's totale blackout over het algemeen behoorlijk scherp tegen digitale intelligentie gekant, maar het hoofd van de dienst wilde geen verdere procedurele fouten Hank moest zolang Eric niet officieel dood verklaard werd genoegen nemen met het volledig van de buitenwereld afsluiten van het lab. Hank was er nog steeds niet gerust op, en dus draaide Boris, geheim agent eerste klas, hier bewakingsdiensten voor wat lege monitoren. Zonder internet om hem af te leiden en zonder mobiele telefoon. De enige afleiding die hij mocht meenemen waren de krant en wat boeken. Boris hield niet van lezen. Hij stak de zoveelste sigaret op. Je mocht hier niet roken maar hij was de enige in het gebouw. Hij keek op de klok. Twee minuten over drie. Buiten hoorde hij gierende banden en een zware motor waarvan het vermogen vol werd aangesproken en die snel dichterbij kwam. Op een van zijn camera's zag hij een flits van een zwarte bestel bus die met een enorme snelheid naderbij kwam. Het volgende moment voer er een zware schok door het hele gebouw en viel het beeld van de camera weg. Boris sloeg alarm, pakte zijn wapen en rende de beveiligingsruimte uit naar het lab. De bestelbus was voorzien van een verzwaarde bumper en was door de zijmuur van het lab naar binnen gereden. De bestuurder van de bus zag Boris, richtte een semiautomatisch wapen en schoot. Boris kon nog net terug de gang in duiken voor een regen van kogels achter hem in de muur sloeg. Hij herinnerde zich dat er een camera in de labruimte hing die bedoeld was voor de digitalen om naar hun bezoekers te kijken. Hij riep de camera op op zijn computerscherm en zag hij hoe zes Aziatisch ogende mannen een wagentje vol apparatuur de centrale computerruimte induwden. Twee minuten later kwamen ze er weer uit en namen ze strategische posten in om de generator en de computer te beschermen, wapens in de aanslag.

Het duurde een half uur om het gebouw te omsingelen, en drie kwartier om alle signalen binnen een straal van tien kilometer te storen vanuit een militair vliegtuig. Net voor het gebouw bestormd zou worden kwamen de indringers echter keurig in een rijtje met de handen omhoog het gebouw uit wandelen.

Eric keek met verbazing toe hoe de zijmuur uit het laboratorium werd geramd. Minuten later verdween hij in een draaikolk van informatie en verloor het bewustzijn. Toen hij zich weer bewust werd van zijn omgeving zag hij op camerabeelden Aziatische mannen gehaast slangen afkoppelen en zich verwijderen van rondom lopende roostervloeren. Hij telde zesenveertig verdiepingen. Tien. 'Frank, ben je hier ook? Waar zijn we nu?'. Negen. 'Ja, ik ben er ook. We vertrekken zometeen'. Acht. 'Waarheen? Dit lijkt erg op een raketsilo maar dan veel maar dan ook veel te groot'. Zeven. 'Is het ook. Ik zei toch dat ik er na deze actie maar eens een poosje mee moet stoppen de boel hier te ontregelen dus we trekken er tussenuit.' Zes. 'Juist, en mag ik vragen waar deze monsterraket heen gaat?' Vijf. 'In de jaren na mijn blackout project heb ik dit speeltje laten bouwen. De ruimtevaart ligt nu dan misschien wel volkomen op zijn gat maar daar komt nog wel weer eens verandering in.' Vier. 'En in afwachting van die verandering schiet je ons waar naar toe?' Drie. 'Mars'. Twee. 'En wat hebben wij daar te zoeken?' Een. 'Oh, we gaan de boel een beetje bewoonbaar maken. We hebben een zelf replicerende fabriek en nog wat spulletjes bij, daarom is die raket ook zo groot. Het is trouwens geen raket. We gaan in stijl, aangedreven door vijfhonderd miniatuur waterstofbommen. Pas op de plaats van bestemming remmen we met een raketje. Gelukkig zijn Noord Koreanen dol op nucleaire bommen en andere techniek dus hebben ze alles wat ik nodig had zonder morren voor niks gebouwd. Amerika ligt nu dertig jaar achter en dat was beloning genoeg. Maar voor ik mezelf van de aarde gewist heb heb ik hier en daar nog wel wat leuke aandrijvingsontwerpjes rond gestuurd. Dan duurt het niet zolang tot we gezelschap krijgen. Hooguit een jaartje of honderd. Nul.

Hank reed naar huis van een vruchteloze ondervraging van de Koreanen. Ze wisten niets. Ze hadden alleen wat printouts waarop stond welke stekker waar in de computer moest, plattegronden van het lab en de uitdrukkelijke instructie dat ze achttien minuten stand moesten houden. Kostte wat kost. Hank had ze graag op middeleeuwse wijze verder ondervraagd maar het had geen zin. Ze wisten het niet en middeleeuws aandringen zou alleen maar lulkoek opleveren. Dit werd de lange adem. Uitzoeken voor wie ze werkten, agenten naar Noord Korea, proberen overlopers te vinden, infiltreren. Dit kon nog jaren duren voordat alles uitgeplozen was.

Vlak bij huis liet Hank zijn auto op straat staan en liep naar de pinautomaat op de hoek. Hij ging een krat wishky kopen en was niet van plan dit weekend nog nuchter te worden. Er stond een groepje mensen opgewonden te praten. Bij het zien van Hanks blauwe oog en kapotgeslagen lip verstomde het gesprek en weken ze uiteen. Hank stak zijn pas in de automaat en drukte voor 100 euro. Onvoldoende saldo. Wel godver.. Wat is dit nu weer. Hank vroeg zijn rekeningsaldo op. U hebt 0,00 Euro op uw rekening staan. Hank pakte zijn telefoon en belde woedend zijn bank: "Voor vragen over internetbankieren, toets 1. Voor vragen over uw betaalrekening of spaarrekening, toets 2. Voor vragen over uw hypotheek.... Hank toetste een 2. "Al onze medewerkers zijn in gesprek. Er zijn op dit moment 20.471 wachtenden voor u. De gemiddelde wachttijd bedraagt ongeveer 341 uur en 6 minuten. Een ogenblik geduld alstublieft.

Einde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten