maandag 27 februari 2012

De horizon van de tijd

Er wordt veel gepraat over duurzaamheid, en ik vind het een lastig begrip. Ik wordt geacht mensen te leren hoe je een brug bouwt, en liefst een duurzame brug. Wat is nou een duurzame brug. Ik heb er een hoop over gelezen maar hoe meer ik er over lees, hoe meer ik me afvraag of die brug wel bestaat.

Voor een samenleving is duurzaamheid wel goed voor te stellen. Ik stel het me voor als een film die je versneld afspeelt. Als je een film met een bos vol dieren pakt en die afspeelt dan kan je een paar miljoen jaar doorspoelen voordat het er anders uit komt te zien.

Pak je een film met pak em beet Romeinen, dan kun je die een paar honderd jaar spelen zoals ze zelf hebben gedaan, maar als ze er nog vierduizend jaar bij hadden willen plakken dan had dat prima gekund.

Pak je het zooitje strak geregeld wat er vandaag de dag rondloopt dan kom je met doorspoelen geheid niet verder dan een jaar of 50. Dan is de olie op, het gas over zijn piek en de steenkool onbetaalbaar, de meeste metaalertsen uitgeput, de zee leeg, de bodem geerodeerd, het klimaat de weg kwijt en de economie ingestort vanwege het uitgangspunt van oneindige groei dat niet meer waargemaakt kon worden. Dat is dus niet duurzaam. Nou is 50 jaar misschien wat uit de lucht gegrepen, maar minder dan 100 jaar is zo goed als zeker.

Ruim voldoende ingredienten voor een gigantische puinhoop, en ik geef het zeker meer dan 50% kans dat die er ook komt. De wereld is echter niet voorspelbaar en of het een puinhoop wordt, een high tech doorspoelbaar paradijs of nog iets totaal anders weten we dus gewoon niet. Een ding is wel zeker, het stukje film van de komende 100 jaar gaat een wereld laten zien die net zo hard veranderd als de afgelopen 100 jaar is gebeurd, en waarschijnlijk nog veel harder.

De wereld van vandaag is uniek, iets dergelijks heeft op aarde nooit bestaan, en leven in de ruimte kunnen we niet vinden. Omdat vandaag zo uniek is weten we ook niet wat er nog komt. Een aardige visie vond ik deze http://www.scientificamerican.com/article.cfm?id=interactive-12-events, die ook prachtig illustreert dat het echt alle kanten op kan.

De mogelijke doorbraak van kunstmatige intelligentie vind ik het meest waarschijnlijk en die fascineert me ook het meest. De visie van Ray Kurzweil is in dit opzicht boeiend. Uitgaande van de wet van Moore (de snelheid van computers verdubbelt elke 2 jaar) wordt de capaciteit van het menselijk brein bereikt in 2020, in 2029 wordt een zo duizelingwekkende snelheid bereikt dat de implicaties vandaag nog niet te voorspellen of te bevatten zijn. Hij noemt dat een singulariteit, een punt waar je niet voorbij kunt kijken. Of die duizelingwekkende snelheid uberhaupt is om te zetten in intelligentie is overigens nog punt van heftige discussie. Iemand merkte kort geleden terecht fijntjes op dat een aantal gesimuleerde neutronen overeenkomstig met het brein van een kat (in Amerika gedaan, zoals vanzelfsprekend betaald door Defensie), nog geen brein van een kat is.

Er is nog een ding zeker, het is een boeiende tijd om te leven.

Onderwijs tot op drie nullen achter de komma

Geotechniek is: Meten aan niet-representatief grondgedrag, dat slechts globaal verklaard kan worden, vertalen in rekenmodellen die dit gedrag niet adequaat beschrijven, om vervolgens een zwartwit toetsing van grenstoestanden in 3 cijfers achter de komma uit te voeren. 


En aldus begon het college funderingstechniek vorig jaar. De door de wet voorgeschreven zwartwit toetsingen zijn prachtig statistisch onderbouwd, en misschien moet je ook gewoon ergens een grens trekken, maar het is toch een beetje vreemde insteek om iets dat wordt ontworpen met een veiligheidsmarge van ongeveer 100%, en waar de spreiding in meetresultaten enorm is goed danwel af te keuren omdat het een half procent boven of onder een arbitraire grens ligt. De statistiek die ten grondslag ligt aan de bouwregelgeving is gebaseerd op gemiddelden en variatie van materiaalsterktes en optredende belastingen zoals de wind of het gewicht van mensen op een vloer. De meeste instortingen, faalkosten en ellende ontstaan niet door slecht materiaal of te hoge belastingen maar door miscommunicatie en menselijke fouten in ontwerp en uitvoering. Hiervan zijn ook wel statistieken, maar die worden niet gebruikt bij het opstellen van bouwregelgeving.

In het onderwijs zit het anders, daar ligt aan een diploma uberhaupt geen statistiek ten grondslag, maar verder lijkt het er verdomd veel op. Als alles een beetje meezit (wat er voornamelijk op neerkomt dat de motivatie van  ondergetekende niet nog veel verder daalt) studeer ik in oktober weer eens af. Ik heb dan en stuk of 25 vakken en projecten gehaald, waarvan de onderwerpen min of meer arbitrair zijn geselecteerd, een stuk of 20 zijn afgesloten met een schriftelijk tentamen. Hierbij varieert de vereiste inzet tussen het opzoeken van de antwoorden op de vragen van vorig jaar tot het begrijpen en in in steeds wisselende situaties kunnen toepassen van complexe wiskunde en mechanica, een en ander totaal niet in relatie tot de verkregen waardering voor het vak. Vervolgens wordt weer bij een min of meer willekeurige grens van 55% goede antwoorden bepaald of het vak gehaald is of niet (een constructie blijft niet staan als 55% van de berekeningen klopt, maar dat heeft er natuurlijk niets mee te maken). Als je dat dan allemaal gedaan hebt ben je Master. De weg ligt (hopelijk) open naar meer salaris, je mag solliciteren naar promotieopdrachten, er wordt beweert dat je over een hoger denkniveau beschikt dan anderen en je kunt als HBO docent de goedkeuring wegdragen van mevrouw van Bijsterveldt. Maar als je ook maar 1 van die 25 vakken niet gehaald hebt omdat je slechts 54% van de vragen goed had dan kun je daar dus allemaal naar fluiten. Vooral van dat Master denkniveau vind ik het erg jammer want dat zou ik toch graag gehad hebben. Vier jaar na dato worden bovendien bij niet halen van de studie alle resultaten vervallen verklaard en weet je dus kennelijk helemaal niets meer. Als dat geen fantastische nauwkeurigheid is dan weet ik het ook niet. Ik ben verBijsterd.

Het probleem zit em er in dat we iets proberen te meten wat amper te meten valt. Vroeger werd er gepretendeerd dat de kennis van een geslaagde gemeten was en goed bevonden. Kennis meten is lastig en wordt vaker beroerd dan goed gedaan maar het is op zich goed mogelijk. Tegenwoordig gaan we met rasse schreden verder het bos in en pretenderen we competenties te meten. Dat is veel en veel moeilijker, en vanzelfsprekend doen we dat tot in twee cijfers achter de komma, zonder statistiek en in het volste vertrouwen.

Wat er volgens mij werkelijk wordt gemeten, in volgorde van belangrijkheid is: reproductie, handig zijn in toetsen maken, wat kennis, een heel klein beetje begrip en wat sociale vaardigheid. Verder ongelofelijk belangrijk: het geduld, doorzettingsvermogen en gebrek aan concurrerende interesses om het een aantal jaren vol te houden op school. Wat een zinnig stempel zou zijn om daarna op iemands voorhoofd te drukken laat zich raden.

Iets anders meten dan wat je wil weten gebeurt niet alleen in onderwijsland maar op heel veel, en volgens mij steeds meer en meer, plaatsen. Denk aan de in het bedrijfsleven funest gebleken tactiek om prestatiebonussen te koppelen aan winst, met als gevolg vooral korte termijn denken, het nemen van onverantwoorde risico's en het negeren van alles wat niet bijdraagt aan de winst van dit jaar. Het gaat fout omdat je prestaties wil meten en je meet korte termijn winst. Dus gaan de prestaties omlaag en de korte termijn winst soms omhoog. Ondertussen wordt de samenleving steeds complexer en groeit en groeit de behoefte aan nauwelijks meetbare gegevens. Het zet te denken. Het enige zinnige wat ik er tot nu toe over hoorde zeggen was op TED: geef iedereen op school statistiek, desnoods ten koste van het differentieren en integreren, dan herkent jan met de korte achternaam hopelijk een slecht onderbouwd verhaal wanneer het wordt opgehangen.

En op naar de volgende toets.


woensdag 15 februari 2012

Leve het oeverloos vergaderen

Vorige week had ik het over Jevon's paradox. Een van de denkbeelden die me het meest boeit. Vandaag ga ik er als inleiding nog een doen. De parabel van de stammen. Stel je hebt twee stammen, die elk op hun eigen stukje grond wonen. Op een dag bedenken ze bij een van de twee dat het eigenlijk wel aardig zou zijn om strijdbijlen en speren te gaan maken en de andere stam de hersens in te slaan, en hun stuk grond over te nemen.  Stam nummer twee heeft in principe drie opties: Optie 1 :Vertrekken, de gewelddadige stam neemt hun grond over en de wapens hebben zich verspreid. Optie 2: Zelf ook wapens maken en zich aldus kunnen verdedigen. De wapens hebben zich nu ook verspreid.  Optie 3: Niets doen en de hersens ingeslagen krijgen. Ook nu breidt de gewelddadige stam zich uit en met hun de wapens. De logica is sluitend, er zijn met de gegevens geen andere opties te bedenken. Er zijn wel andere uitkomsten mogelijk, maar die vereisen allemaal dat er ergens gecommuniceerd wordt: Onderling onderhandelen, er nog tien andere stammen bij halen om de boosdoener op zijn schouders te tikken en er zijn er vast nog meer.

Communicatie is een ontzettend lastig ding. Om een voorbeeld uit mijn eigen beroep te noemen, de meeste faalkosten in de bouw ontstaan uit raakvlakproblemen: De architect, de constructeur, de aannemer, de bouwmanager en de installateur werken allemaal vrolijk langs elkaar heen met als resultaat vijf puzzelstukjes die eigenlijk niet passen en door een onverschillige bouwploeg met de botte bijl passend gemaakt worden, als er een matig resultaat uit komt mag je in de lucht springen. Ik kan zelf erg slecht tegen top down organisaties. De eerste plek waar ik werkte werd ik laaiend omdat mijn hele planning, concentratie en flow iedere keer verpest werd als er ergens iemand een grote bek opzette of met een grote zak geld zwaaide en de ladder van prioriteiten weer eens door elkaar gehusseld werd. Wat eerst en wat laatst ging was het absolute domein van de directie en onbespreekbaar. Verder had ik er een prachtige baan en alle vrijheid en toch. Elke keer dat mijn bezwaren tegen het op driekwart af bevriezen van mijn werk achteloos van tafel werden geveegd bouwde er wat tegenzin op. Dat is onproductief voor iedereen en vooral lastig voor jezelf maar Joost weet hoe je er weer vanaf komt. Bij mijn tweede baan was onbetaald verlof of deeltijd nauwelijks bespreekbaar en ik leef voor mezelf en niet voor mijn chef dus dat raakt een gevoelige snaar. Tegenzin, derde baan. Nu in het onderwijs zit ik in een hele platte organisatie: 1 manager en 12 docenten, verder amper hierarchie. Ik ben ook duidelijk niet de enige die de pest heeft aan het hebben van een baas. Onze manager hoeft maar even zijn eigen gang te gaan en hij krijgt van vijf kanten tegenwind. Ondanks dat er ook wel anders over gedacht wordt hebben we op school volgens mij een heel mooi en democratisch systeem. Er moet (hoe kan het ook anders in Nederland) weer eens het nodige veranderen en geheel volgens onze overtuiging doen we dat gezamenlijk, in een heleboel ingeplande bijeenkomsten. Dat kan ook haast niet anders want niemand zit te wachten om zijn gewijzigde onderwijs wel even voorgeschreven te krijgen. En alle mensen wat gaat het weer traag. De vergader en workshop uren trekken voorbij, concrete resultaten zijn vaak zoek, onderwerpen worden verdaagd en nogmaals verdaagd. Vergaderen is niet echt leuk. Jaren geleden zou ik de hele excercitie stom en zinloos hebben gevonden. Met de tijd ben ik gaan geloven dat lang en soms vervelend vergaderen nou eenmaal de prijs is die je betaalt voor inspraak, en ik ben bereid die te betalen.

Dat doet er niets aan af dat dat communiceren taaie kost blijft. Allereerst is er die mond die soms een eigen wil heeft en er lullige opmerkingen en vieze woorden uitflapt waar je totaal niet op zit te wachten. Dus geef je er maar weer een kromme draai aan en neem je je weer beterschap voor. Kansloos. Dan is er de volkomen onwetendheid over hoe iets gaat vallen, hoe weldoordacht ook. Denk je een kwartier na over een mail van tien zinnen, krijg je een antwoord terug dat alleen verteld dat de ontvanger het na zin twee wel weer gezien had met lezen. Dan is er de redelijk volkomen onwetendheid over referentiekader en voorkennis aan de overkant. Geef je twee uur college over integraalrekening en vraagt een student aan het eind "waarom zet u toch steeds van die slingertjes op het bord". Hij kan er niets aan doen dat hij de voorkennis niet heeft om het te volgen, en dat hij te introvert is om het na vijf minuten te vragen. Ik kan er weinig aan doen dat ik het niet door heb dat het langs hem heen gaat. Het is gewoon de inherente inefficientie van het overbrengen van een idee.

Ook redelijk funest is de storing die ontstaat doordat we alles wat we zien interpreteren naar onszelf. Omdat we alleen onszelf een klein beetje begrijpen denken we bij gebrek aan beter dat iedereen zo in elkaar zit. Een heel mooi voorbeeld daarvan kwam ik tegen in een documentaire die ik laatst keek. Het ging over psychopathie (het onvermogen om je in te leven in een ander) en een onderzoeker legde het uit met het volgende voorbeeld. Stel dat je als psychopate vrouw langs de plek van een ernstig verkeersongeluk komt. Een kind is overreden en de moeder houdt het in haar armen terwijl het sterft. Je voelt er niets bij want je kan je niet inleven in de gevoelens van de moeder. Later ga je naar huis en oefent voor de spiegel de gezichtsuitdrukkingen en gebaren van de moeder. Op een dag zul je ze nodig hebben om een gevoel uit te beelden dat je niet kent. Nou zijn er niet zo heel veel mensen psychopaat maar het onderstreept maar weer eens dat als je spreekt, je eigenlijk geen idee hebt tegen wie je het hebt en dus doe je maar alsof je het tegen jezelf hebt.

Het blijft allemaal maar lastig. We hebben nou eenmaal geen lichaamsdeel dat handig is bij het overbrengen van concepten, ideeen en plannen. Alleen maar een tong die soms zegt wat je wil en soms zomaar wat je mond uit flapt tot groot ongenoegen van de oren die het weer mogen gaan uitleggen bij de baas. Vooralsnog houd ik het bij geduld. Wie het beter weet mag het zeggen, en op naar de volgende vergadering!

woensdag 8 februari 2012

De ingenieur en de wereld

Ik ben ingenieur, een paar jaar met titeltje en de hele flauwekul maar eigenlijk al mijn hele leven. Ik zie het niet zozeer als beroep, momenteel ben ik gewoon docent van beroep, maar als een manier om naar de wereld te kijken. Het is de manier van kijken waarbij je een koelkast open doet en je afvraagt waar de kou in vredesnaam vandaan komt. Dat weet je niet, maar de vraag blijft ergens in het Grote Boek der Open Vragen staan, en op een dag struikel je vanzelf over het antwoord. Je fietst langs een energiecentrale en ziet twee schoorstenen, uit een komt rook en uit een andere niets. Je vraagt je af waarom die ene waar niets uit komt er dan uberhaupt staat.  Twee jaar later kom je een man tegen die er werkt. Nu weet je het antwoord en je vergeet het nooit. Die manier van kijken zorgt er voor dat als je maar lang genoeg op de wereld blijft rondlopen je van bijna alles wat je ziet op zijn minst een basaal begrip hebt van hoe het werkt, waarom het eruit ziet zoals het doet en op welke principes de werking is gebaseerd. Je merkt pas dat dit enigszins onvanzelfsprekend is wanneer je spreekt met mensen die de wereld anders zien. Op een dag fietste ik met een hele aardige dame van de Wereldfietser door het rijnmondgebied. We waren die dag de enige twee deelnemers aan de fietstocht en dan ben je toch enigszins op elkaar aangewezen. Aangezien de Werking der Dingen vanzelfsprekend een van mijn favoriete onderwerpen van gesprek is heb ik haar die dag het nut van de verschillende pijpen van een energiecentrale, het nut van een hoop pijperijen en destillators bij een raffinaderij, de voor en nadelen en de werking van enkele typen brug en nog zo wat nutteloze kennis onderwezen. Daarvoor terug kreeg ik een al net zo mooi verhaal over de architect van een van die bruggen en bijbehorende windschermen. Ik heb haar daarna nog op twee ver uit elkaar gelegen gelegenheden horen zeggen hoe leuk dat is geweest. Ik weet zeker dat minstens 80% van al deze nutteloze kennis net zo snel het andere oor uitging als het het ene in ging, bijna net zo snel als ik de naam van de architect en zijn ideeen bij het kromme windscherm weer kwijtraakte.

Als je geboren bent met deze kijk op de wereld lijkt het uitvissen en verbeteren van de werking en vorm van nuttige materiele dingen ook het meest logische levensdoel op deze wereld. De afgelopen jaren ben ik het geloof hierin steeds meer en meer gaan verliezen. Er wordt zoveel bedacht, uitgevonden en verbeterd waar de wereld alleen maar slechter van wordt dat ik ben gaan twijfelen of dat misschien geen uitzondering is maar regel. Een van de mooiste gedachten hierover mij bekend is Jevon's paradox: Verhoging van efficientie lijdt altijd tot verhoging van energiegebruik. Het werkt als volgt: door verbetering van efficientie van een apparaat, zeg een automotor, waardoor deze minder brandstof nodig heeft om hetzelfde te doen bespaart de eigenaar geld.  Dat geld gebruikt hij onvermijdelijk weer voor iets anders. Omdat overal energie voor nodig is kost dit ook weer energie. Vanwege het multiplier effect in de economie leidt elke nieuwe uitgave tot een hele keten van uitgaves en uiteindelijk wordt hierin meer energie verbruikt dan wanneer de brandstof gewoon nutteloos was verbrand. Verbetering van efficientie leidt er dus toe dat we ons meer apparaten kunnen veroorloven, niet tot minder brandstofverbruik.

Een zelfde fenomeen is waar te nemen in de automatisering. Dankzij machines die veel en veel meer productie maken per werknemer, of het nou schoenen zijn of rijst, zijn er tegenwoordig veel en veel minder mensen nodig om alle spullen te maken die nodig zijn. Al die mensen die zich daar niet meer mee bezig houden gaan onvermijdelijk iets anders doen: computers bouwen die nergens voor nodig waren tot iemand ze uitvond, in winkels staan waar de meeste klanten hun tijd verdoen met kijken naar dingen die ze niet nodig hebben, en dingen kopen die ze niet nodig hebben en ga zo maar door. Al die spullen kosten materiaal, al die winkels worden verlicht en verwarmd. Ik had het er laatst over met een vriend die ik van Occupy ken en zijn conclusie was dat we eigenlijk gewoon weer veel en veel meer zouden moeten gaan aanklooien en de efficientie en vooruitgang maar even moeten laten voor wat het is. Ik kan zijn conclusie niet weerleggen want ik heb hem praktisch zelf in zijn mond gelegd, en gelijk stoor ik me er mateloos aan. Daar sta je dan als ingenieur. In de meest vernuftige wereld ooit die steeds sneller naar de klote holt. Ik klooi voorlopig maar wat aan.

Enig lichtpuntje is dat ik me niet meer schuldig voel voor het verknoeien van mijn tijd aan allerhande geklooi als het maken van kaarsjes uit oud kaarsvet, het schrijven van een blog voor twee man en een paardekop en het rijden op een fiets van niets naar nergens. Het succes kan mijn rug op.